Alle zeven zaken waren aangespannen door werknemers die meenden dat hun ontslag onredelijk was. In het ongelijk gesteld door het CWI zijn ze vervolgens naar de rechter gestapt voor een schadevergoeding. Ze meenden dat hun persoonlijk belang zwaarder woog dan dat van de onderneming.
Meer duidelijkheid over kennelijk onredelijk ontslagzaken
Het hof in Den Haag zal voortaan in deze zaken – anders dan in het verleden – de zogenoemde ‘kantonrechtersformule’ als uitgangspunt nemen. De uitkomst van de berekening volgens deze formule wordt vervolgens verlaagd met 30 procent. Met deze koerswijziging beoogt het hof tegemoet te komen aan de roep om meer duidelijkheid over de beoordeling van kennelijk onredelijk ontslagzaken.
Niet automatisch een vergoeding
De verschillen tussen de ontbindingsprocedure (snel, geen toetsing door de CWI van de ontslagreden) waarvoor de kantonrechtersformule is bedoeld en de kennelijk onredelijk ontslagprocedure (meestal toetsing door de CWI, in acht nemen van de opzegtermijn) en het criterium ‘kennelijk onredelijk’ rechtvaardigen naar het oordeel van het hof de verlaging met 30 procent. Deze aanpak leidt niet in alle gevallen automatisch tot toekenning van een vergoeding.
Bijdrage aan de verankering van de CWI-procedure
MKB-Nederland meent dat met het in mindering brengen van 30 procent op de toe te kennen ontslagvergoeding – bij kennelijk onredelijk ontslag – bijdraagt aan de rechtszekerheid van ondernemers bij een reorganisatie en aan de verankering van de CWI-procedure. Deze laatste is van belang voor met name mkb-bedrijven die vanwege economische redenen personeel moeten ontslaan.