In een ontbindingsprocedure stelt werkgever dat de relatie tussen werkgever en werknemer ernstig en duurzaam is verstoord. Werkgever baseert dit op alleen haar stelling dat de relatie tussen partijen op 9 maart 2021, lopende een mediation, op slag is veranderd, zodat van haar in redelijkheid niet kan worden verlangd om de arbeidsovereenkomst met werknemer voort te zetten.

Werkgever heeft die stelling willen onderbouwen met een tweetal e-mailberichten van die datum (9 maart 2021).

Werknemer heeft zich er, volgens de kantonrechter terecht, tegen verzet dat zij die berichten in het geding zou brengen, omdat partijen zijn overeengekomen dat al hetgeen in het kader van de mediation aan de orde komt, geheim is te houden

De kantonrechter heeft het in het geding brengen van die berichten daarom niet toegestaan. Aan hetgeen partijen in het kader van mediation met elkaar bespreken, kunnen in rechte bovendien slechts gevolgen worden verbonden voor zover de mediation tot een onvoorwaardelijke (vaststellings)overeenkomst leidt.

De vertrouwelijkheid van de mediationgesprekken (de geheimhouding) waarborgt dat partijen al wat daartoe nodig is aan de orde kunnen stellen, zonder dat dit in rechte tot enig nadeel leidt.

Aldus komt niet vast te staan dat de arbeidsrelatie tussen partijen zodanig duurzaam is verstoord, dat dit in redelijkheid moet leiden tot het einde van de arbeidsovereenkomst. Het feit dat partijen na de mediation niet alsnog in staat zijn gebleken om het ontstane geschil te regelen, leidt niet tot een andere conclusie. Het ontbindingsverzoek wordt afgewezen.

Lees hier de volledige uitspraak: ECLI:NL:RBDHA:2022:6669