De Hoge Raad oordeelde in dit geval over de vraag of de gevolgen van een opzegging voor de werknemer in verhouding staan tot het belang van de werkgever. De werknemer wordt ontslagen en vordert een schadevergoeding op basis van het gevolgencriterium. Hij beroept zich daarbij onder meer op zijn leeftijd (53), lange dienstverband (36 jaar) en zijn arbeidsgehandicapte status.
De Hoge Raad vindt dat het hof in een eerdere uitspraak in deze zaak zijn oordeel onvoldoende heeft gemotiveerd door uitsluitend in te gaan op de formele status van de werknemer als arbeidsgehandicapte, maar niet op wat de werknemer heeft aangevoerd over zijn lichamelijke beperkingen.
Arbeidsgehandicapte
Ten gevolge van die beperkingen is hij – ook als hij niet langer de formele status van arbeidsgehandicapte heeft – moeilijk bemiddelbaar op de arbeidsmarkt. Daarom had de werkgever meer zijn best moeten doen om de werknemer in een van de zusterbedrijven binnen de organisatie te plaatsen.
Opmerkelijk is dat het hof – anders dan de kantonrechter – de werknemer ter zitting niet heeft gezien. Dat het hof zonder enige toelichting voorbijgaat aan de beperkingen van de werknemer is in strijd met vaste rechtspraak van de Hoge Raad. Die rechtspraak houdt in dat bij beantwoording van de vraag of het ontslag ingevolge het gevolgencriterium kennelijk onredelijk is, alle omstandigheden ten tijde van de opzegging in aanmerking moeten worden genomen.
Hoge Raad, 22 mei 2010, JAR 2010/163