In eerste aanleg heeft de werkneemster primair een verklaring voor recht gevorderd dat er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen partijen is ontstaan. Daarnaast heeft zij betaling van achterstallig loon gevorderd. Deze vorderingen heeft de kantonrechter afgewezen. Wel heeft de kantonrechter SRC veroordeelt om achterstallig loon over de maand november 2005 te voldoen en een schadevergoeding over het jaar 2006.
Geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
In hoger beroep is het hof met de kantonrechter van oordeel dat er geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van kracht is (geworden). De reeks van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd is telkens onderbroken met een periode van meer dan drie maanden (winterperiode). Hierdoor is niet een situatie ontstaan als bedoeld in art. 7:668a lid 1 sub a of b BW. Van misbruik van de mogelijkheden die art. 7:668a BW de werkgever biedt, is het hof niet gebleken, nu SRC heeft aangetoond dat zij in de winterperiode weinig reizen organiseert.
Het hof deelt ook het oordeel van de kantonrechter dat de werkneemster, gelet op alle omstandigheden, wel terecht aanspraak maakt op de schade die zij heeft geleden. SRC heeft aan haar voor 2006 ten onrechte niet opnieuw een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van het zomerseizoen aangeboden. Nu SRC de werkneemster wel een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (met uitgestelde prestatieplicht) heeft aangeboden voor 2007, maar de werkneemster dit aanbod niet heeft aanvaard, is het hof met de kantonrechter van oordeel dat deze beslissing voor rekening en risico van de werkneemster moet worden gelaten, zodat zij geen recht heeft op schadevergoeding over de jaren 2007 en verder.
Gerechtshof Leeuwarden, 18 december 2012, LJN: BY7478
Tip
Communiceer tijdig over het wel of niet voortzetten van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en neem het bepaalde in artikel 7:668a BW in acht.