Een man met een WW-uitkering krijgt geen arbeidskorting, ook al heeft de belastinginspecteur hem deze korting aanvankelijk toegekend. Deze man vindt dat een WW-uitkering inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking vormt, waarmee hij ook recht zou hebben op de arbeidskorting.
De Belastingdienst is van mening dat een WW-uitkering niet kwalificeert als loon genoten uit tegenwoordige arbeid. De uitkering is niet toe te rekenen aan bepaalde door hem verrichte arbeid. Rechtbank en hof zijn het met de belastinginspecteur eens. Er is terecht geen arbeidskorting berekend over de WW-uitkering
Aanslag inkomstenbelasting
De inspecteur had bij het opleggen van de voorlopige aanslag wél rekening gehouden met de arbeidskorting. De man vond dat de inspecteur niet zomaar op dit standpunt kan terugkomen bij het opleggen van de definitieve aanslag. Ook dit argument verwierp het hof.
Bij de vaststelling van een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen hoeft de inspecteur niet hetzelfde standpunt in te nemen dat ten grondslag ligt aan de voorlopige aanslag. Dit is alleen anders als uit de feiten en omstandigheden blijkt dat de standpuntbepaling bij het opleggen van de voorlopige aanslag destijds weloverwogen heeft plaatsgevonden.
Tip: u kunt de uitspraak van het Gerechtshof ’s Gravenhage (5 januari 2020, BK-09/00199) hier downloaden.