De werknemer gaat na het ontslag werken bij een directe concurrent van de oude werkgever, waarna een geschil over de geldigheid van het concurrentiebeding. De werknemer stelt dat het concurrentiebeding vanwege de finale kwijting niet meer geldt. De werkgever zegt dat hij nooit de bedoeling heeft gehad om het concurrentiebeding ongeldig te verklaren en dat de vaststellingsovereenkomst was gericht op de financiële afwikkeling van het dienstverband.
Concurrentiebeding vervalt
In een kort geding stelt de kantonrechter de werknemer in het gelijk. De bedoeling van een finale kwijting is namelijk dat de partijen juridisch en feitelijk afscheid van elkaar nemen. De werkgever gaat echter in hoger beroep. Uiteindelijk vindt het hof dat -gelet op de woordkeuze van de finale kwijting- het niet voor de hand ligt dat de werkgever een beroep kan doen op het concurrentiebeding omdat partijen niet juridisch en feitelijk afscheid zouden hebben genomen. Het is niet aannemelijk dat de vaststellingsovereenkomst uitsluitend betrekking heeft op de financiële afwikkeling: in de vaststellingsovereenkomst is namelijk wel het geheimhoudingsbeding herhaald en er is een regeling voor het opstellen van een getuigschrift getroffen. Kortom, de werkgever kan geen beroep meer doen op het concurrentiebeding.
Tip
Alle voor u als werkgever belangrijke bedingen uit een arbeidsovereenkomst dienen bij het opstellen van een vaststellingsovereenkomst aan de orde te worden gesteld. Dit om toekomstige conflicten in het kader van finale kwijting te voorkomen.
Gerechtshof Amsterdam, 28 april 2009, LJN: BJ2741