In de arbeidsovereenkomst van een statutair directeur is een geheimhoudingsbeding opgenomen, op overtreding van het beding staat per incident vijfduizend euro boete. De directeur wordt ontslagen omdat hij vijf e-mails heeft verzonden waarvan hij wist dat de inhoud daarvan vertrouwelijke informatie bevatte. Moet de directeur betalen?

In eerste aanleg beslist de rechtbank te Assen dat het boetebeding nietig is omdat de bestemming van de boeteonduidelijk is. Het opnemen van een bestemming voor de boete zou op grond van wetsartikel 7:650 BW vereist zijn. Het hof Leeuwarden beslist in hoger beroep echter anders. Volgens het hof  is er in de parlementaire geschiedenis geen aanknopingspunt te vinden voor de opvatting dat een boetebeding voor geheimhouding aan meer formaliteiten moet voldoen dan dat het beding schriftelijk is overeengekomen met een werknemer met een hoger loon dan het minimumloon. Het is niet vereist dat het boetebeding uitdrukkelijk vermeldt dat de boete toekomt aan de werkgever. Het hof deelt niet de opvatting van de rechtbank. Naast het schriftelijk overeenkomen van een beding is geen expliciete verklaring nodig waaruit blijkt dat partijen hebben willen afwijken van de hoofdregel van art. 7:650 BW.

 

Boete

Vanwege de hoogte van het loon van de directeur en omdat hij op grond van zijn functie hoort te weten hoe schadelijk het kan zijn om vertrouwelijke informatie naar buiten te brengen, ziet het hof geen reden voor matiging van de boete.

 

Tip

Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen disciplinaire boetes voor het geval voorschriften worden overtreden en aansporingsboetes om afspraken na te komen, waarbij in het tweede geval de bestemming van de boete niet expliciet vermeld hoeft te worden. Raadzaam lijkt het om in alle gevallen de bestemming van de boete toch uitdrukkelijk op te nemen in het beding om alle discussie te vermijden.

 

Hof Leeuwarden, 26 mei 2009, JAR 2009, 164, LJN: BI9100