Werkgever en werknemer spreken rond de jaarwisseling van 2003/2004 over een in samenwerking nieuw op te richten b.v. De bedoeling is dat partijen gedurende de opstartfase van het nieuwe bedrijf voor een periode van een jaar een arbeidsovereenkomst aangaan. Daarna wordt de werknemer voor een evenredig deel mede-eigenaar. De werkgever overhandigt op 26 maart 2009 de werknemer een arbeidsovereenkomst, met daarin opgenomen een concurrentiebeding. De werknemer is voor deze datum al feitelijk met zijn werkzaamheden gestart. De werknemer weigert de arbeidsovereenkomst te ondertekenen. De werkgever laat op 15 april 2004 de werknemer weten dat hij zonder het concurrentiebeding de arbeidsrelatie niet wenst voor te zetten.
Arbeidsovereenkomst
De werknemer meent dat een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, want partijen zijn het eens geworden over de functie-inhoud, de looptijd en het loon. De werkgever is van mening dat geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. De kantonrechter geeft de werknemer gelijk. Het Hof Amsterdam oordeelt dat gezien de opstart van het nieuwe bedrijf het voor beide partijen van wezenlijk belang is om vast te stellen hoe de onderlinge verhouding is in het geval de samenwerking na dat jaar niet wordt voortgezet. Het concurrentiebeding geldt daardoor als essentieel element van de arbeidsovereenkomst. Het Hof oordeelt dat er geen wilsovereenstemming bestond en dat de arbeidsovereenkomst niet tot stand is gekomen.
Let op
Een concurrentiebeding is alleen geldig als deze schriftelijk is overeengekomen. Het schriftelijkheidsvereiste is in de wet opgenomen als extra waarborg dat de werknemer de consequenties van dit voor hem nadelige beding goed heeft overwogen.
Hof Amsterdam 12 maart 2009, (nog) niet gepubliceerd