Een leerling-medewerker in de bouw krijgt twee keer een boete opgelegd vanwege het te laat inleveren van urenbriefjes. De werknemer is het niet eens met de boetes en stelt dat het boetebeding nietig is en dat het onredelijk is dat hem een boete wordt opgelegd. Dat het loon later wordt betaald door het te laat inleveren van urenbriefjes vindt de werknemer al een voldoende sanctie.
De kantonrechter Leeuwarden is van oordeel dat het boetebeding een geldig beding is in de zin van wetsartikel 7:650 BW. Met de ondertekening van de arbeidsovereenkomst is de werknemer akkoord gegaan met de arbeidsvoorwaarden die in de personeelsgidsstaan. Het boetebeding maakt daar onderdeel van uit, zodat volgens de kantonrechter voldaan is aan het wettelijke schriftelijkheidsvereiste. De werkgever heeft voor de eerste overtreding een boete van 50 euro opgelegd en voor de tweede keer 100 euro. In de wet is echter bepaald dat binnen een week aan de werknemer geen hoger bedrag aan boetes mag worden opgelegd dan een half dagloon. De werknemer verdient ongeveer 80 euro bruto per dag. De rechter maakt gebruik van zijn matigingsbevoegdheid en matigt de tweede boete tot 25 euro. De rechter vindt het aannemelijk dat de werkgever extra administratieve kosten moest maken door de te laat ontvangen uren briefjes, zodat de boete niet verder wordt gematigd.
Tip
Met een boetebeding beoogt de werkgever werknemers aan te sporen bepaalde verplichtingen na te komen. De boete kan ook de functie hebben van een schadevergoeding voor de kosten die de werkgever moet maken als werknemers hun verplichtingen niet nakomen.
Kantonrechter Leeuwarden, 24 maart 2009, LJN: BH9952