Een werkneemster is werkzaam als directeur van de werkmaatschappij van een woningbouwcorporatie. Na een dienstverband van ruim 18 jaar, is de functie van de werkneemster wegens beleidsmatige overwegingen komen te vervallen. De werkneemster verzoekt ontbinding van haar arbeidsovereenkomst, tegen een vergoeding van factor C=1, zijnde € 194.080 bruto.

De vergoeding van factor C=1 is hoger dan de maximale beëindigingsvergoeding van € 75.000 bruto, zoals deze is neergelegd in het wetsvoorstel normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (hierna: WNB). Hoewel de WNB nog niet in werking is getreden, werpt zij volgens de kantonrechter wel haar schaduw vooruit. De kantonrechter toetst dan ook of de beëindiging van het dienstverband van de werkneemster onder de WNB valt. Woningbouwcorporaties worden onder de wet gebracht, maar de WNB kent enkel beperkingen ten aanzien van ‘topfunctionarissen’.

 

Beëindigingsvergoeding toegekend

De kantonrechter komt tot het oordeel dat de werkneemster niet onder dit begrip ‘topfunctionarissen’ valt. Een topfunctionaris wordt geacht leiding te geven aan de hele organisatie. De werkneemster is directeur van een werkmaatschappij van de woningbouwcorporatie, tengevolge zij slechts leiding geeft aan een deel van de organisatie. De WNB heeft voor de werkneemster dan ook geen invloed op de hoogte van de beëindigingsvergoeding.

De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst. Omdat het functioneren van de werkneemster niet ter discussie staat, kent de kantonrechter een beëindigingsvergoeding toe ter hoogte van C=1.

 

Rechtbank Utrecht 30 augustus 2012, LJN: BX6449

 

Tip

De inwerkingtreding van de WNB is voorzien voor 1 januari 2013. Echter, door het overgangsrecht in het wetsvoorstel dienen partijen er bij het maken van bezoldigingsafspraken nu al rekening mee te houden.