Een werkgever en een werknemer hebben op 14 april 2011 een vaststellingsovereenkomst tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst getekend. De arbeidsovereenkomst zou op 1 november 2011 eindigen. De werknemer komt echter op 11 augustus 2011 te overlijden. De zus van de werknemer, de enig erfgename, vordert dat de overeengekomen beëindigingsvergoeding aan haar betaald moet worden.

De kantonrechter oordeelt dat de werknemer aan zijn deel van de overeenkomst heeft voldaan, namelijk niet meer per 1 november 2011 aanspraak maken op de arbeidsplaats en op loon. Dat de werknemer eerder is komen te overlijden doet volgens de rechter niets af aan de verplichting van de werkgever om de beëindigingvergoeding te voldoen.

 

Uit de overeenkomst blijkt verder niet dat een opschortende voorwaarde is overeengekomen. Ook valt uit de bewoordingen van de overeenkomst niet op te maken dat partijen dat zouden hebben beoogd. Als de werknemer elders voor 1 november 2011 in dienst zou treden, eindigt de arbeidsovereenkomst op die eerdere datum en zou de werknemer ook de beëindigingsvergoeding ontvangen.

 

Sociaal Plan

Het Sociaal Plan voorziet verder ook niet in de situatie dat de werknemer eerder dan de beoogde beëindigingsdatum zou komen te overlijden. De vordering van de werknemer kan op grond van de wet overgaan. Nakoming van de vaststellingsovereenkomst is naar oordeel van de rechter niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid. De zus van de werknemer heeft als enig erfgename recht op de beëindigingsvergoeding van 99.000 euro (bruto).

 

Rechtbank Amsterdam, kanton Hilversum, 29 augustus 2012, LJN: BX6265

 

Tip

In een Sociaal Plan of in een vaststellingsovereenkomst kan de situatie waarin een werknemer voortijdig komt te overlijden worden opgenomen voor zover het de bedoeling is om in dat geval geen beëindigingsvergoeding te moeten betalen.