Op de werknemer rust in bepaalde gevallen tijdens onderhandeling over een beëindigingvergoeding de verplichting om een concreet uitzicht op een nieuwe baan te melden. Dit kan immers van invloed zijn op de hoogte van de vergoeding.

Een werknemer wordt enkele dagen na ondertekening van een beëindigingovereenkomst bij een nieuwe werkgever uitgenodigd voor een arbeidsvoorwaardengesprek en treedt hier vervolgens in dienst. De voormalig werkgever vordert vernietiging van de betalingsverplichting van de overeengekomen vergoeding wegens bedrog dan wel dwaling.

 

Geen meldingsplicht

De kantonrechter Utrecht gaat met name in op de (feitelijke) vraag of er sprake was van een concreet uitzicht op een nieuwe baan ten tijde van de ondertekening  van de beëindigingovereenkomst, en zo ja, of dit een beroep op bedrog of dwaling rechtvaardigt. De kantonrechter oordeelt dat er een meldingsplicht aanwezig kan zijn als de werkgever tijdens de onderhandelingen over een beëindigingovereenkomst een gerichte vraag heeft gesteld over het hebben van vooruitzicht op nieuw werk (volgens HR, 17 januari 1997). Dat was hier niet het geval. In andere (lagere) rechtspraak is overigens wel eens een zelfstandige meldingsplicht (dus ongeacht een daarop gerichte vraag) aangenomen op grond van goed werknemerschap.

 

Kantonrechter Utrecht, 21 september 2011, LJN: BV0921

Tip

Vraag in de onderhandelingen over een beëindigingvergoeding de werknemer naar eventueel concreet uitzicht op nieuw werk. Als de werknemer stelt dit niet te hebben, is het aan te raden dit op te nemen in de vaststellingsovereenkomst en daarbij expliciet te vermelden dat de vergoeding mede is gebaseerd op het ontbreken van dit uitzicht.