Is voor het rechtsgeldig tot stand komen van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst altijd een getekende beëindigingsovereenkomst nodig? Deze vraag stond centraal in een procedure die leidde tot bijgevoegde uitspraak.

Zoals dat zo vaak gaat voerden werkgever en werknemer onderhandelingen over een beëindigingsregeling. Dat gebeurde per mail via de wederzijdse gemachtigden van werkgever en werknemer. Zij bereikten overeenstemming over de einddatum, het nog te betalen loon, vakantietoeslag en -dagen. Ondanks herhaalde verzoeken van de gemachtigde van werknemer levert (de gemachtigde van) werkgever vervolgens echter geen beëindigingsovereenkomst aan. Hierop vordert werknemer in een procedure hetgeen in de mailwisseling tussen de gemachtigden was overeen gekomen. Werkgever betwist de vordering en stelt dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen.

De rechter oordeelt dat de vaststellingsovereenkomst slechts een formalisering en een verdere uitwerking van de overeenkomst is die partijen al getroffen hadden. Nu de vorderingen van werknemer inhoudelijk door werkgever niet zijn betwist worden deze toegewezen (zie r.o. 4.1 t/m 4.3).

ECLI:NL:RBROT:2020:7225