In hoger beroep oordeelt het Hof Den Haag dat er wel sprake is van een arbeidsovereenkomst. Beslissend bij dat oordeel is wat partijen voor ogen stond bij het sluiten van de overeenkomst, mede in aanmerking genomen de wijze waarop de overeenkomst feitelijk is uitgevoerd en inhoud is gegeven. Sinds de indiensttreding per 1 oktober 1998 ontving de werkneemster loonstroken, maandelijks een salarisbetaling, hield werkgever bijdragen in die aan het UWV werden afgedragen, werd loonbelasting ingehouden en werd afgerekend via de loonadministratie. Bovendien heeft werkneemster daadwerkelijk gedurende een bepaalde tijd werkzaamheden verricht.
Gezagsrelatie
Dat tussen de directeur van werkgever en de werkneemster tot 1998 een affectieve relatie heeft bestaan, staat een gezagsrelatie niet in de weg. Dat werkgever geen gebruik heeft gemaakt van mogelijkheden om instructies te geven ten aanzien van de tijden waarop werkzaamheden verricht zouden moeten worden en vakantie opgenomen kan worden, komt voor zijn eigen rekening. De loonvordering wordt toegewezen. Omdat de werkgever inmiddels geen ondernemingsactiviteiten meer ontplooit, wordt de vordering tot wedertewerkstelling afgewezen.
Bron: Gerechtshof ‘s-Gravenhage, 20 juli 2010, LJN: BN 2024
Als een werkgever geen instructies geeft ten aanzien van werktijden en momenten waarop medewerkers vakantie mogen opnemen, komt het voor zijn eigen rekening als medewerkers zich daarin (te)veel vrijheden veroorloven.