Een werkgever wordt door de crisis genoodzaakt tot een reorganisatie. Hij gebruikt - zoals het moet - het afspiegelingsbeginsel om de voor ontslag in aanmerking komende werknemers te bepalen. Dit betekent dat een werknemer met een contract voor onbepaalde tijd wordt ontslagen, terwijl andere werknemers met een contract voor bepaalde tijd mogen blijven. In sommige gevallen worden deze contracten zelfs verlengd.

Sinds een aantal jaren geldt als regel voor het bepalen van de ontslagvolgorde het afspiegelingsbeginsel. Op grond van dit beginsel moet er binnen een categorie uitwisselbare functies degene met het kortste dienstverband als eerste voor ontslag in aanmerking worden gebracht, waarbij het aantal werknemers per leeftijdsgroep zoveel mogelijk gelijk moet blijven.

Onmisbaar

Er is een aantal gronden waarop volgens de regeling uitzonderingen kunnen worden gemaakt op de ontslagvolgorde. Dat is bijvoorbeeld als een werknemer onmisbaar is of een werknemer een zeer zwakke arbeidsmarktpositie heeft ten opzichte van de werknemer die als eerstvolgende aan de beurt is.

 

Redelijk

De Kantonrechter Leiden (4 juni 2009) voegt er in dit geval nog een meer algemene redelijkheidtoets aan toe. De rechter oordeelt dat het uiteindelijke resultaat van de afspiegeling als redelijk moet worden ervaren en hij concludeert dat een rigide toepassing van het afspiegelingsbeginsel in dit geval tot een onredelijk resultaat leidt.

 

Let op

Ook als de regels van het reorganiseren goed worden nageleefd is het mogelijk dat de rechter anders beslist over de gevolgen. Het is bij het reorganiseren bijvoorbeeld ook van groot belang om een hardheidsclausule te hanteren om zo evidente schrijnende gevallen uit te zonderen van de reorganisatie.