De werknemer is in 2001 uitgevallen wegens rugklachten. Daarna heeft hij slechts op enkele momenten, telkens voor perioden van minder dan vier weken zijn werkzaamheden hervat. In mei 2003 heeft de arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat hij de bedongen arbeid niet meer kon verrichten maar wel geschikt was voor ander werk.
Gedeeltelijke werkhervatting
Volgens de werkgever was gedeeltelijke werkhervatting in aangepaste werkzaamheden echter niet mogelijk. In januari 2004 heeft de werkgever na toestemming van het UWV de arbeidsovereenkomst opgezegd.
In hetzelfde jaar vond in het bedrijf van de werkgever een reorganisatie plaats, waarbij de ontslagen werknemer niet onder de werking van het Sociaal Plan is gebracht. De werkgever is namelijk van mening dat dit ontslag kennelijk onredelijk is omdat dit een bedrijfseconomisch karakter draagt. Door het vervallen van arbeidsplaatsen is de werknemer niet in de gelegenheid gesteld te re-integreren.
Volledig arbeidsongeschikt
Bij besluit van het UWV van 11 mei 2005 is de arbeidsongeschiktheid van de werknemer met terugwerkende kracht ingaande 9 september 2002 vastgesteld. Het Hof Amsterdam (8 maart 2010) oordeelt dat het ontslag niet kennelijk onredelijk is, omdat het vaststaat dat door het besluit van het UWV de werknemer volledig arbeidsongeschikt werd geacht. De werkgever behoefde de werknemer niet in aanmerking te laten komen voor de financiële compensatie die het Sociaal Plan bood.
Tip
Een beoordeling kennelijk onredelijk ontslag vindt plaats naar de stand van zaken op het moment van de opzegging. In dit geval was het Hof van oordeel dat het besluit van het UWV, genomen circa zes maanden na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, toch van invloed was op de beoordeling of het ontslag kennelijk onredelijk was. Er zijn verder geen andere omstandigheden die maken dat het ontslag kennelijk onredelijk is.