Werkgevers hebben een vergaande zorgplicht voor de veiligheid van hun werknemers. Om die reden is een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) en plan van aanpak voor elke werkgever in Nederland verplicht. In een RI&E legt de werkgever vast welke gezondheids- en veiligheidsrisico's de specifieke werkzaamheden in het bedrijf met zich meebrengen. Vaak wordt daarbij niet aan psychosociale arbeidsbelasting (PSA) gedacht. Dit terwijl bijvoorbeeld een te hoge werkdruk tot veel ziekteverzuim leidt in Nederland.
Regelmatig wordt de vraag voorgelegd of een bepaalde situatie kan leiden tot een ontslag op staande voet. Los van de vraag wat er precies is gebeurd, wanneer dat is gebeurd en of de gebeurtenissen kunnen worden bewezen, vraag ik ook altijd of er bijzondere persoonlijke omstandigheden zijn waarmee rekening moet worden gehouden. Niet zelden leidt dat tot een verbaasde reactie: ‘diefstal is diefstal: ook als de werknemer ziek, zwak, oud of misselijk is!’ Of toch niet?
Organisaties die hun bedrijfsactiviteiten veranderen, moeten zich ook de vraag stellen of ze door die wijziging automatisch onder de verplichtstelling van een bedrijfstakpensioenfonds (BPF) vallen. Of wellicht onder een ander BPF dan waar ze nu aangesloten zijn. Dat gaat namelijk met regelmaat mis en de gevolgen voor de directeur-grootaandeelhouder of bestuurders kunnen groot zijn.
Stel, werknemer is ziek, maar werkgever 'vertrouwt het niet'. Bijvoorbeeld omdat hij 'vermoedt' dat werknemer ondertussen ergens anders aan het werk is, thuis aan het klussen is (terwijl werknemer zegt rugklachten te hebben) of een festival bezoekt. Mag werkgever die werknemer dan (laten) volgen, bijvoorbeeld door een bedrijfsrecherche- of onderzoeksbureau, om zo te laten vast stellen dat werknemer helemaal niet ziek is of de boel bedondert?
De veranderingen vanwege de WTP hebben nogal wat voeten in aarde, ook voor werkgevers en werknemers met een verzekerde pensioenregeling. Als eerste moeten de juridische documenten aangepast worden voor 1 januari 2024. Belangrijker dan dat is de vraag of je met je bestaande werknemers over wilt naar het nieuwe stelsel en hoe dan de nieuwe regeling en een eventuele compensatie eruit moet komen te zien.
Een arbeidsovereenkomst met een werknemer die de AOW-leeftijd bereikt, eindigt niet automatisch, tenzij dit in de individuele arbeidsovereenkomst of in de cao is bepaald. Dan is er dus expliciet een pensioenontslagbeding opgenomen. Als de arbeidsovereenkomst, nadat de werknemer de AOW-leeftijd heeft bereikt, wordt voortgezet is het verstandig een nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd te sluiten. Wat zijn daarvan de juridische consequenties en hoe zit het met de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte?
Een werkgever diende onlangs een ontbindingsverzoek in bij de kantonrechter. Het ontbindingsverzoek wordt echter afgewezen en werkgever wordt veroordeeld werknemer zonder voorwaarden per direct toe te laten tot zijn werkzaamheden. Dat laatste doet werkgever niet. Hij wil de gesprekken over terugkeer naar het werk namelijk laten plaats vinden onder begeleiding van een mediator. En de werknemer mag pas terugkeren na een succesvolle mediation.
De belangrijkste wijziging van de WTP is dat verzekerde pensioenregelingen overgaan naar een zogenaamde vlakke premie die voor alle leeftijdsgroepen gelijk is. Voor werknemers die al in dienst zijn op het moment van jullie overstap naar het vernieuwde pensioenstelsel, mag je gebruikmaken van de eerbiedigende werking. Dat betekent dat de huidige regeling met de stijgende premie mag blijven gelden. Zelfs tot ná 2028. Maar is dat verstandig? Wat zijn de voor- en nadelen? Hieronder een uitleg van de twee opties.
Onlangs is een werkneemster op staande voet ontslagen omdat zij zich schuldig had gemaakt aan meerdere racistische opmerkingen tegen een collega op de werkvloer. De rechtbank Rotterdam vernietigde het ontslag op staande voet vervolgens. Opmerkelijk aldus advocaat Lieve Holterhues gezien de huidige tijdsgeest.
In de Wet Transparante en Voorspelbare Arbeidsvoorwaarden, die haar eerste verjaardag viert, is bepaald dat een verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden niet is toegestaan, tenzij hiervoor een objectieve rechtvaardiging bestaat. Na bijna één jaar Wet TVA is er onlangs slechts een zaak aangespannen. In betreffende zaak vorderde werknemer, werkzaam bij een gemeente, een nevenwerkzaamhedenbeding nietig/ongeldig te verklaren.