Onder strenge voorwaarden kunnen kleine werkgevers een beroep doen op een overbruggingsregeling waardoor zij een lagere transitievergoeding hoeven te betalen. In dit blog ga ik aan de hand van recente rechtspraak in op deze eisen en beantwoord ik de vraag of de soep ook zo heet wordt gegeten als hij wordt opgediend.
De opzegtermijn van een arbeidsovereenkomst staat in de wet of in de overeenkomst zelf. Dus moeilijk kan het niet zijn zou je zeggen. Toch gaat het met enige regelmaat mis en de gevolgen kunnen aanzienlijk zijn.
In de zomer van 2016 beheersten de stakingen bij KLM en Schiphol enige tijd het nieuws. Werd de staking nu verboden of niet – en hoe ver zouden de vakbonden mogen gaan met het verstoren van de drukste periode van het jaar? De zaak was om verschillende redenen interessant. Hieronder volgen vijf opvallende onderdelen van de staking bij KLM en Schiphol.
Werkgevers zijn zich onvoldoende bewust van de zorgplichtrisico’s op het gebied van pensioencommunicatie. Om het pensioenbewustzijn onder medewerkers te vergroten en daarmee te voldoen aan de zorgplicht, pleit ik ervoor dat het pensioen een vast onderdeel wordt van het evaluatiegesprek.
Sinds de invoering van de WWZ is de werkgever de wettelijke transitievergoeding verschuldigd wanneer een arbeidsovereenkomst na minimaal 24 maanden dienstverband wordt beëindigd of niet wordt voortgezet op initiatief van de werkgever. Dit geldt ook ten aanzien van de werknemer die werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die van rechtswege is geëindigd. Kan de transitievergoeding al bij voorbaat worden doorberekend in het bruto uurloon van een werknemer?
Een individuele werknemer heeft in de regel weinig (legale) middelen om zijn werkgever onder druk te zetten als hij het ergens niet mee eens is. Werknemers kunnen als collectief echter wel degelijk invloed uitoefenen en iets gedaan krijgen. Er zijn diverse collectieve acties denkbaar, maar een uiterst pressiemiddel is toch wel het uitroepen van een staking. Hoe zit het ook alweer met staken – en vooral, wat mag wel, en wat mag niet?
Wanneer heeft een werknemer recht op een ‘billijke vergoeding’ in geval van beëindiging van het dienstverband? En hoe wordt de hoogte van de billijke vergoeding bepaald? De eerste uitspraken leken erop te duiden dat de hoogte van de billijke vergoeding werd gerelateerd aan die van de transitievergoeding. Op 16 oktober 2015 heeft de kantonrechter te Rotterdam echter een vergoeding toegewezen die ruimschoots hoger lag dan de transitievergoeding – en ook in hoger beroep is die vergoeding in stand gelaten.
Stel, u hebt een werknemer die iets zeer ernstigs heeft gedaan. Misschien is uw eerste reactie: ontslag op staande voet. Maar kijk uit met overhaast handelen, voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet moet u zorgvuldig te werk gaan. Te snel gaan of een stap overslaan, kan flinke (en kostbare) gevolgen hebben. Zeker onder de WWZ. Zo betekent een onterecht gegeven ontslag op staande voet dat een werknemer sowieso aanspraak kan maken op een billijke vergoeding. Daarom een stappenplan.
Een fusie of overname kan gevolgen hebben voor de uitleg en werking van een concurrentiebeding. Vooral als het overnemende bedrijf in meerdere markten en/of in een grotere regio actief is.
Een relevante vraag, want het komt in de praktijk voor dat een werkgever – veelal te goeder trouw – nalaat de pensioenen van het personeel onder te brengen bij een voor de werkgever verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds. Het pensioenfonds kan dan met terugwerkende kracht betaling van pensioenpremies vorderen, wat kan leiden tot forse claims.