De Eerste Kamer kan zich nog steeds niet vinden in het wetsvoorstel minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met het van toepassing verklaren van die wet op nader bepaalde overeenkomsten van opdracht. Er zijn bij Kamerleden nog onduidelijkheden en daarom is er op 4 maart j.l. niet tot stemming overgegaan.

Door de beoogde wetswijziging gaat het wettelijk minimumloon ook gelden voor personen die tegen beloning arbeid verrichten op basis van een overeenkomst van opdracht (OVO), tenzij het gaat om mensen die fiscaal als ondernemer beschouwd worden. De wetswijziging moet ‘oneigenlijk gebruik’ van de OVO tegengaan en oneigenlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden voorkomen.

Op 18 maart. j.l. is minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid schriftelijk op de onduidelijkheden ingegaan. Hij beschrijft de gevolgen van het wetsvoorstel voor bijkomstige werkzaamheden, administratieve lasten bij stukloon en over de initiatieven van het kabinet om schijnconstructies aan te pakken en de Wet minimumloon- en minimumvakantiebijslag (WML) beter toepasbaar te maken.

Onduidelijkheid over stukloon

Asscher legt uit dat als bij een arbeidsovereenkomst of (straks) OVO op stukloonbasis wordt betaald, redelijkerwijs het wettelijk minimumloon moet kunnen worden verdiend. Dat kan de werkgever bijvoorbeeld aantonen door aan de redelijkheidsnorm te voldoen door een inzichtelijke productienorm te hebben waaruit blijkt dat met die norm het wettelijk minimumloon kan worden verdiend. Een urenregistratie is hierbij niet verplicht, zoals nu al plaatsvindt bij de bezorging van huis-aan-huisbladen en kranten.

Inschatting vooraf

Bij arbeid die minder procesmatig is kan een redelijke inschatting vooraf door de opdrachtnemer van de benodigde uren dienen tot het vaststellen van de prestatienorm. Dit geldt met name voor arbeid waarbij de beloning rond het wettelijk minimumloon ligt. Naarmate de beloning hoger is, is het risico dat redelijkerwijs het wettelijk minimumloon niet kan worden verdiend minder.

Recht op WML

De criteria die werkenden zonder arbeidsovereenkomst het recht op het wettelijk minimumloon geven (persoonlijkheidsvereiste, arbeid gedurende tenminste drie maanden en tenminstevijf uur per week) bleken in de praktijk makkelijk te omzeilen. Handhaving kan deze praktijk van omzeilen van regelgeving niet ongedaan maken. Om het recht van OVO’ers op het wettelijk minimumloon beter te verankeren en dit recht afdoende te kunnen handhaven besloot het kabinet Rutte I deze criteria te laten vervallen en de WML van toepassing te verklaren op alle opdrachtnemers, tenzij zij handelen uit hoofde van beroep of bedrijf. Aan het kabinet Rutte-Asscher de taak om deze eerdere afspraak op betrouwbare wijze tot uitvoering te brengen.

Aanpak schijnconstructies

Asscher schrijft dat hij enkele handhavingmaatregelen voor de WML opneemt in het wetsvoorstel Wet aanpak schijnconstructies. De onderhavige maatregel ziet alleen in enge zin op het bieden van bescherming tegen onderbetaling van werkenden die geen arbeidsovereenkomst hebben maar werken op basis van een opdrachtovereenkomst (OVO). Daarom is, in aanvulling hierop, een breed pakket van maatregelen gewenst waarmee de ongerechtigheden en schijnconstructies die we zien kunnen worden aangepakt. Zie de berichten Matigen inleners- en ketenaansprakelijkheid straks mogelijk en Harde aanpak schijnconstructies mogelijk ook voor inleners.

In een brief aan de Tweede Kamer verduidelijkte de bewindsman al het verschil tussen een aanneemovereenkomst en een overeenkomst van opdracht. Zie het bericht Asscher schept duidelijkheid over soorten overeenkomsten.

Fiscaal Vriendelijk Belonen 2014

Dit Fiscaal Belonen HR rapport geeft werkgevers inzicht in flexibel belonen als strategisch HR-instrument én de implementatie daarvan. Meer informatie