Gedurende ruim twee jaar betaalt de werkgever loon door voor zijn arbeidsongeschikte werkneemster. Daarna re-integreert zij in ‘eigen aangepast werk’, met een geringe wijziging in haar werkzaamheden. Als de werkneemster vervolgens opnieuw uitvalt, staakt de werkgever de loonbetaling. De werkneemster stelt dat zij nieuw bedongen arbeid verricht en vordert – in kort geding – loondoorbetaling.
Wijziging werkzaamheden onbelangrijk
De werkgever voert aan dat aanpassing van werkneemsters werkzaamheden zodanig miniem zijn, dat deze niet zijn aan te merken als nieuwe arbeid die in de plaats treedt van bedongen arbeid. De werkneemster verricht derhalve nog steeds passende arbeid en heeft geen recht op een nieuwe termijn van loondoorbetaling van 104 weken. De kantonrechter overweegt evenwel dat tussen partijen geen nadere arbeidsovereenkomst is gesloten, werkneemster gedurende een niet te korte termijn van 15 maanden aangepaste arbeid verrichtte en dat de aard en omvang daarvan niet ter discussie stond. In welke mate de werkzaamheden zijn gewijzigd, doet niet ter zake. De vordering wordt daarom toegewezen.
Kantonrechter Amersfoort 8 maart 2011, LJN: BP7237
Tip
De toets of passende arbeid bedongen arbeid is geworden, is of de werkneemster er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat de passende arbeid inmiddels moet gelden als bedongen arbeid. Gerechtvaardigd vertrouwen kan worden gewekt door verklaringen en gedragingen van werkgever. Werkgever heeft dus een informatieplicht jegens zijn werkneemster.