Onder invloed van de sectorpremies verschillen de gevolgen per sector en per inkomen sterk. Zo wordt een ambtenaar met een modaal salaris maandelijks 23 euro duurder; voor werknemers met een modaal salaris in de bouw blijven de werkgeverslasten nagenoeg gelijk.
Dit blijkt uit berekeningen die HR- en salarisdienstverlener ADP uitvoerde op basis van de belastingtarieven, pensioenpremies en andere premies en heffingen van 2018. ADP verzorgt maandelijks de salarisstrook van 1,4 miljoen Nederlandse werknemers.
Organisaties zijn dit jaar maandelijks 21 euro meer kwijt aan algemene lasten voor een werknemer met een modaal salaris. De bijdrage voor de Zorgverzekeringswet (ZVW) stijgt van 6,65% naar 6,90%. Ook de grondslag waarover deze bijdrage wordt berekend, is in 2018 hoger. De maximale stijging per werknemer voor de ZVW komt uit op 16 euro per maand. Voor een werknemer met een modaal salaris is een werkgever circa 7 euro per maand meer kwijt. Ook de verplichte Algemene werkloosheidspremie (AWF) stijgt, van 2,64% naar 2,85%. De maximale stijging is 11 euro per maand per werknemer. De AOF-premie stijgt eveneens; van 6,66% naar 6,77%. De maximale stijging bij deze premie is 10 euro per maand per medewerker.
Bovenstaande infographic en interactieve rekentool zijn in hoge resolutie te downloaden door erop te klikken.
Bouw: hogere sectorpremies
De sectorpremie voor kortdurende contracten in de bouw stijgt van 5,48% naar 5,74%. Voor een werknemer met een modaal salaris in de bouw blijven de werkgeverslasten nagenoeg gelijk. Ondanks een daling van de pensioenlasten van 22 euro, stijgen de werkgeverslasten met 20 euro voor een werknemer die twee keer modaal verdient. De hogere sectorpremie en de hogere ZVW zijn hiervoor de belangrijkste oorzaken.
Metaal en techniek: pensioenlasten geven wisselend beeld
De pensioenlasten voor werkgevers in de metaal en techniek laten een wisselend beeld zien. Voor een werknemer met een maandsalaris vanaf 5.750 euro stijgen de pensioenlasten licht. Bij een werknemer die minder verdient, dalen de pensioenlasten. Desondanks stijgen ook in deze sector de werkgeverslasten. Dat komt met name door een hogere algemene premie voor de AWF, AOF en ZVW. Voor een werknemer met een modaal salaris in de metaal en techniek is een werkgever 11 euro per maand meer kwijt. Bij een werknemer die twee keer modaal verdient, is dit 41 euro.
Zorg en welzijn: pensioenlasten werknemers met hoger loon stijgen
De sectorale premie in de sector zorg en welzijn voor de Werkloosheidswet (WW) daalt van 0,94% naar 0,64%. Per saldo komen de werkgeverslasten in deze branche toch hoger uit. Voor werknemer met een modaal salaris stijgen de lasten met 8 euro per maand. Dit loopt op tot 56 euro voor een werknemer die drie keer modaal verdient. Belangrijke oorzaak is dat de pensioenlasten voor werknemers met een hoger loon stijgen.
Overheid: meer kosten voor ambtenaar
De lasten voor overheidswerkgevers stijgen over de gehele linie. Naast de eerder genoemde stijgingen van algemene premies stijgen ook de pensioenkosten in deze branche. Een werknemer met een modaal salaris wordt 23 euro per maand duurder. Daarvan is 13 euro toe te rekenen aan een hogere pensioenpremie.
Transport: sectorpremie daalt
In de transportbranche daalt de sectorpremie voor de WW van 0,92% naar 0,86%. Desondanks stijgen ook in deze branche de werkgeverslasten. Voor een transportmedewerker met een maandsalaris vanaf 4.250 euro betalen werkgevers meer pensioenpremie. Dit komt door de verhoging van de maximumgrondslag. Een werknemer met een modaal salaris kost 14 euro meer per maand. Dit loopt op tot 54 euro bij een werknemer die 5.000 euro of meer per maand verdient.
Wetswijzigingen 2018
Minimumloon en overwerk
Een belangrijke aanpassing voor werkgevers zit in de Wet minimumloon (WML). Werkgevers moeten er voor zorgen dat zij over het totaal aantal uren dat wordt gewerkt ten minste het minimumloon betalen. Dit betekent dat onbetaald overwerk voor werknemers die op of rond het minimumloon zitten, praktisch niet meer mogelijk is. Onbetaald overwerk blijft voor hogere lonen nog wel mogelijk. Door de aanpassing van de WML moeten werkgevers over al het overwerkloon vanaf 2018 ook 8% vakantiebijslag betalen.
Nieuwe Europese privacywetgeving
Naast alle reguliere wijzigingen moeten werkgevers zich goed voorbereiden op de nieuwe privacywetgeving (GDPR/AVG). Door de uitbreiding en versterking van privacyrechten en doordat er meer recht is op informatie, moeten werkgevers goed naar interne procedures kijken. Zo mogen persoonsgegevens niet meer zomaar gedeeld worden. Ook zijn werkgevers voortaan verplicht aan te geven waarom zij persoonsgegevens bewaren, hoe ze dat doen, hoelang en waar. De GPDR gaat in per 25 mei 2018.
Lage inkomensvoordeel
Werkgevers doen er goed aan om de voorlopige berekening van het Lage inkomensvoordeel (LIV) over 2017, die zij in maart van Belastingdienst ontvangen, tijdig te controleren. Eventuele wijzigingen moeten zij vóór 1 mei doorgeven; na deze datum is het niet meer mogelijk de berekening aan te passen. De definitieve berekening en uitbetaling volgt in de zomer. De LIV is een subsidie die aan werkgevers wordt toegekend om werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt met een laag loon in dienst te nemen en houden.
Berekeningen en complete cijfers
Voor de berekeningen van de werkgeverslasten is uitgegaan van de ZVW-bijdrage, de pensioenbijdrage en de premies werknemersverzekeringen. Voor de premie Werkhervattingskas (WHK) is uitgegaan van de sectorale premies voor de ZW, en WGA. Strikt genomen zijn alleen de ZVW, WIA en AWF één op één vergelijkbaar. Werkgevers betalen op individueel niveau voor de ZW- en WGA-lasten van werknemers die bij hen hebben gewerkt. Kleine werkgevers (loon in 2018 3.280.000 euro) betalen een volledig individuele premie en middelgrote werkgevers (loon in 2018 tussen 328.000 euro en 3.280.000 euro) betalen een gewogen gemiddelde. Bij de mutaties van werkgeverslasten voor minimumlonen is de reguliere verhoging van het minimumloon per 1 januari 2018 meegenomen.