De crisisheffing in de loonbelasting die werkgevers verschuldigd zijn op basis van het Begrotingsakkoord 2013 is mogelijk in strijd met het Europees recht. Dit stelt KPMG Meijburg met verwijzing naar een recente uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

In de aangifte loonbelasting over maart 2013 moet de crisisheffing van 16% worden aangegeven. Werkgevers zijn deze heffing van 16% verschuldigd in april 2013 indien en voor zover het loon van een werknemer over 2012 meer bedraagt dan € 150.000.

 

KPMG Meijburg: “Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 13 februari 2013 in een door KPMG Meijburg & Co aangespannen procedure geoordeeld dat de belastingheffing ten laste van werkgevers over excessieve vertrekvergoedingen van 30% op grond van artikel 32bb Wet op de loonbelasting 1964 strijdig is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dit omdat er (materieel) een terugwerkende kracht uitgaat van deze wetgeving waar geen of onvoldoende rechtvaardiging voor bestaat. De staatssecretaris zal naar wij aannemen cassatie aantekenen tegen deze uitspraak.”

 

Kunduz-akkoord

De plannen voor de introductie van de eenmalige 16% crisisheffing bij werkgevers over het jaarloon van 2012 boven de € 150.000 is wereldkundig geworden bij het Kunduz-akkoord (april 2012). “Daarom kan ook hier worden gesteld dat sprake is van een (materiële) terugwerkende kracht over het loon dat is genoten in de periode 1 januari 2012 tot de publicatie van het Kunduz-akkoord in april 2012. Omdat bonussen veelal worden uitbetaald in het voorjaar, kunnen grote groepen werkgevers baat hebben bij deze stelling. Men zou dan immers (bonus)betalingen uit de genoemde periode kunnen uitzonderen van de grondslag waarover wordt geheven. De belastingdienst zal ongetwijfeld een andere mening zijn toegedaan. Dit betekent dat werkgevers die zich niet zonder meer bij deze crisisheffing willen neerleggen, zullen moeten overwegen hoe ze hiermee omgaan en welke actie het meest passend is,” aldus KPMG Meijburg.