Bijna twee op de vijf Nederlanders (38%) maken zich nu al zorgen of hun salaris volgend jaar toereikend zal zijn voor hun levensonderhoud. Daarbij verwacht nog eens 34 procent dat zelfs hun jaarlijkse salarisstijging onvoldoende zal zijn om hun huidige levensstandaard in 2023 voort te zetten.

Dat blijkt uit onderzoek onder ruim 1.200 Nederlanders in loondienst, uitgevoerd door HR-dienstverlener Visma | Raet in aanloop naar Prinsjesdag 2022.

Om de tafel voor loonsverhoging

De zorgen rondom het kunnen blijven voorzien in levensonderhoud, leiden ertoe dat er extra druk op de salarisonderhandelingen komt te liggen. Van de werkende Nederlanders voelen twee op de vijf extra druk om in 2023 met hun werkgever te onderhandelen over een loonsverhoging door de huidige inflatie. Mochten deze onderhandelingen op niets uitlopen en zou de werkende geen loonsverhoging krijgen, dan voelt twintig procent zich genoodzaakt om een nieuwe baan te zoeken.

Liever geld dan secundaire arbeidsvoorwaarden

Uit het onderzoek blijkt daarnaast dat 35 procent van de werkenden bereid is om secundaire arbeidsvoorwaarden in te leveren voor een hoger salaris. Dat is opvallend omdat de tendens is dat secundaire arbeidsvoorwaarden steeds belangrijker worden. Maar met een recessie in zicht, blijkt het salaris toch weer de belangrijkste arbeidsvoorwaarde te worden.

Individueel keuzebudget

Joke van der Velpen, manager Wet- en Regelgeving bij Visma | Raet: “Bovenstaande cijfers laten zien dat de inflatie een grote druk legt op veel Nederlanders. Het laat de urgentie zien om in gesprek te gaan over geldzorgen. Werkgevers kunnen daaraan bijdragen door het openen van een loket voor medewerkers die dreigen in de schulden te komen en hen vanuit daar verder te helpen. Hoewel het niet direct de rol van werkgevers is om dit probleem op te lossen, is het wel belangrijk dat zij kijken waar zij een helpende hand kunnen bieden. Bijvoorbeeld door te werken met een individueel keuzebudget waarmee medewerkers vakantiedagen kunnen inruilen tegen extra salaris. Of door te kijken of de compensatie van woon-werkverkeer nog wel dekkend is en hier anders in te compenseren. Het zijn uitdagende tijden, maar ik moedig werkgevers aan bij zichzelf te rade te gaan hoe zij hierin een verschil kunnen maken. Zeker gezien geldzorgen bij medewerkers kunnen leiden tot langdurig verzuim.”