Stena Line wil de pensioenregeling voor het kantoorpersoneel wijzigen en vraagt hiervoor instemming aan de ondernemingsraad. Als de OR de gevraagde instemming niet verleent, dient het bedrijf een verzoekschrift in bij de kantonrechter voor de verkrijging van vervangende toestemming.

Medio 2009 heeft Stena Line het voornemen de pensioenregeling voor het kantoorpersoneel te wijzigen en aan de ondernemingsraad wordt hiervoor instemming gevraagd. De OR laat op 18 februari 2010 weten dat zij de gevraagde instemming niet verleent. Stena Line vraagt vervolgens bemiddeling en advies aan de Bedrijfscommissie. Dit loopt op niets uit, waardoor Stena Line op 1 oktober 2010 een verzoekschrift ex artikel 27 lid 4 WOR indient bij de kantonrechter voor de verkrijging van vervangende toestemming.

 

Verzoekschrift niet-ontvankelijk

Bij beschikking van 26 november 2010 is de zaak voor drie maanden pro forma aangehouden.

Op 24 februari 2011 heeft Stena Line bij brief de kantonrechter verzocht de behandeling van het verzoekschrift voort te zetten. De ondernemingsraad wijst, in reactie op die brief, de kantonrechter erop dat het verzoekschrift van 1 oktober 2010 is ingediend buiten de termijn van dertig dagen zoals genoemd in artikel 36 lid 4 WOR. Dit zou volgens de ondernemingsraad tot niet-ontvankelijkheid moeten leiden.

 

De kantonrechter oordeelt dat de in artikel 36 lid 4 WOR genoemde termijn van openbare orde is. Hij verklaart Stena Line wegens overschrijding van deze termijn niet-ontvankelijk in haar verzoek van 1 oktober 2010. 

 

Stena Line verzoekt vervolgens om vernietiging van de door de kantonrechter gewezen beschikking. Daarnaast verzoekt zij alsnog ontvankelijk verklaard te worden in haar verzoek met verlening van de vervangende toestemming voor de voorgenomen besluiten tot wijziging van de pensioenregeling. Stena Line erkent hierbij weliswaar dat zij de termijn ex artikel 36 lid 4 WOR ongebruikt heeft laten verstrijken, maar is van mening dat het beroep van de ondernemingsraad op genoemd artikel als datief aangemerkt moet worden. Er is volgens Stena Line sprake van misbruik van recht doordat pas in april 2011 een beroep is gedaan op overschrijding van de termijn van artikel 36 lid 4 WOR. Ook is dit volgens Stena Line in strijd met de redelijkheid en billijkheid.

 

Uitspraak Hof

Het Hof is van mening dat de kantonrechter Stena Line terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar verzoek. De in de artikel 36 lid 4 WOR genoemde termijn is van openbare orde en moet daarom worden getoetst door de rechter. Een beroep op de termijnoverschrijding is niet noodzakelijk en hoeft dan ook niet voor alle weren gevoerd te worden. Een beroep op de termijnoverschrijding in een laat stadium van het proces levert in dit geval geen misbruik van recht op dan wel strijd met de redelijkheid en billijkheid. De bestreden beschikking wordt dan ook bekrachtigd.

 

Hof Den Haag, 29 november 2011, LJN BU7160

 

Tip

Zowel de werkgever als de ondernemingsraad moet strikt zijn met de naleving van de termijnen. Op elk moment in de procedure kan de termijnoverschrijding nog tot niet-ontvankelijkheid leiden.