
De Wet onderscheid arbeidsduur is afkomstig van een richtlijn van de Europese Unie (EU) en is in 1996 ingevoerd. Wie in deeltijd werkt, heeft dezelfde rechten binnen het bedrijf als een werknemer die fulltime werkt. Zo mag de werkgever een parttimer geen lager uurloon geven dan waar deze op grond van de functie recht op heeft. Mocht het bedrijf een bedrijfspensioenregeling hebben, dan mag het bedrijf de parttimer daar ook niet van uitsluiten. Hetzelfde geldt voor onder meer recht op kostenvergoedingen, ouderschapsverlof of calamiteitenverlof.
WOA: hoofddoel
Het hoofddoel van de WOA (art. 7:648 BW en art. 125g AW) is het verbeteren en beschermen van de rechtspositie van werknemers met een verschillende arbeidsduur, in het bijzonder van deeltijders.
Werkgevers die onderscheid maken tussen personeel dat voltijd werkt en parttimers, handelen in strijd met de WOA. Als werknemers constateren dat zij anders dan hun fulltimecollega’s worden behandeld, kunnen zij daar hun werkgever op aanspreken. Helpt dat niet, dan kan de betreffende werknemer een klacht indienen bij het College voor de Rechten van de Mens of naar de rechter stappen.
Zaken als misgelopen loopbaankansen zijn wel moeilijk door de werknemer aan te tonen. De werkgever kan altijd aanvoeren dat de betrokken werknemer geen promotie heeft gemaakt omdat een collega beter is.
Gelijke rechten fulltimers en parttimers
Elke werknemer heeft recht op het opnemen van bijzonder verlof. Valt het verlof op een dag dat de deeltijder toch al niet zou werken, dan krijgt deze hier geen extra dag voor terug. Ditzelfde geldt voor feestdagen. Valt eerste kerstdag bijvoorbeeld op de vrije dag van de deeltijdwerker, dan kan deze die dag niet alsnog op een andere dag claimen. Is de parttimer daarentegen al vrij op deze feestdag omdat degene dan niet zou werken, dan heeft de parttimer feitelijk een vrije dag minder dan andere werknemers.
Compenseert de werkgever de parttimer hier niet voor, dan maakt deze zich volgens het College voor de Rechten van de Mens (oordeelnummer 2011-127) schuldig aan ongelijke behandeling. Dit kan de werkgever voorkomen door een pro-ratoberekening te maken voor alle parttimers of door te werken met een jaarurensysteem.
Pro-ratodeel
Het pro-ratodeel berekent de werkgever door jaarlijks de feestdagen die op een doordeweekse dag vallen op te tellen en dit aantal te vermenigvuldigen met het FTE (fulltime equivalent) van de werknemer. Telt een jaar zes doordeweekse feestdagen waarop de werknemers vrij zijn, dan heeft een parttimer met 0,6 FTE dus recht op (6 x 0,6 =) 3,6 vrije dagen. Deze uren kan de werkgever in de administratie als extra vakantie-uren verwerken.
Als een deeltijdwerker verlof aanvraagt, moeten de werkgever en de werknemer van geval tot geval beoordelen of en zo ja in hoeverre het verzoek redelijk is. Daarbij moet de werkgever uitkijken dat deze deeltijdwerkers niet discrimineert ten opzichte van voltijdwerkers.
In de praktijk wordt voor het toekennen van buitengewoon verlof aan deeltijdwerkers vaak onderscheid gemaakt tussen planbare en niet-planbare gebeurtenissen. Zo zal een werkgever voor een planbare gebeurtenis als een doktersbezoek of een tandartsbezoek vaak geen verlof geven. Dat is in het algemeen ook niet onredelijk als iemand maar vrij weinig uren werkt.
Werkt een deeltijdwerker echter bijvoorbeeld drie hele dagen, dan zal onbetaald verlof niet kunnen worden geweigerd als een niet te plannen gebeurtenis op een van die dagen plaatsvindt. Een begrafenis van naaste familie is voor de deeltijdwerker bijvoorbeeld wel grond voor bijzonder verlof. Ook in cao’s zijn vaak regelingen opgenomen met betrekking tot buitengewoon verlof.
Het is niet toegestaan deeltijdwerkers te verplichten de niet-gewerkte uren in verband met bijzonder verlof te komen inhalen op een dag of tijdstip waarop de parttimer anders niet werkt. Dat zou ongeoorloofd onderscheid zijn.
Lees ook: Parttimedag op een feestdag: ‘Helaas pindakaas’ of toch compensatie?