De partijen spraken af dat de arbeidsovereenkomst op 1 april 2007 zou eindigen. Vanaf 15 maart blijft de werkneemster thuis. De werkgever meent: geen werk, geen loon. De werkneemster stapt naar de rechter en eist doorbetaling van haar loon tot 1 april.
Een onverenigbaar verschil
De rechter kijkt naar wat partijen in dit specifieke geval over en weer van elkaar mochten verwachten, de zogenaamde Haviltexformule. Omdat partijen helemaal niet over voortzetting van de werkzaamheden hebben gesproken, maakt de rechter op dat dit voor de werkgever niet van groot belang was. Ook stelt hij vast dat er sprake is van een onverenigbaar verschil van inzicht over de functie-uitoefening. Tot slot ligt de datum van de beëindigingsovereenkomst kort voor de einddatum van de arbeidsovereenkomst. Deze drie dingen samen maken dat de rechter meent dat het in strijd is met het goed werkgeverschap om een beroep te doen op de regel ‘geen werk, geen loon’.