De VUT werd halverwege de jaren ’70 gelanceerd als een soort wonderpil tegen de jeugdwerkloosheid. Mensen van 57 jaar en ouder moesten versneld plaats maken voor jongeren. Uit de opbrengst van de VUT-premie die werkenden moesten ophoesten naast hun pensioen, werd de regeling betaald.
Prepensioen
Al snel werd echter duidelijk dat de regeling te duur zou worden als de naoorlogse geboortegolf aan de beurt zou zijn. In 2001 werd de VUT dan ook om zeep gebracht, zonder dat de premie werd afgeschaft. Eerst werd deze ingezet voor het prepensioen en toen dat in 2006 ook werd afgeschaft, besloten werkgevers, werknemers en pensioenfondsen het geld in te zetten voor ‘versterking van het ouderdomspensioen.’ Daardoor zou er ruimte ontstaan voor een flexibel pensioen.
Vervroegde uittreding
In principe houdt in 2021 de VUT-premie op, het jaar waarin het systeem wettelijk moet worden afgebouwd. In 2005 maakten bedrijfstakken als ambtenaren en onderwijs afspraken over de mogelijkheden van vervroegde uittreding. Uit dat akkoord vloeide voort dat er voor de financiering van het flexibel pensioen een ‘VUT-premie’ van gemiddeld 4,48 procent van het pensioengevend inkomen geheven zou worden. Deze duurt tot 2015.