Op grond van artikel 25 van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) moeten belangrijke beslissingen worden voorgelegd aan de OR ter advisering, ook als het gaat om een minder verstrekkend besluit dan een eerder voorgenomen besluit waarover de OR negatief adviseerde.

In dit geval had een busonderneming de OR advies gevraagd over het voorgenomen besluit om een aantal concessies onder leiding van de bestuurder van een dochteronderneming te brengen. Deze bestuurder krijgt daardoor als het ware twee petten op. De OR adviseert negatief omdat zij denkt dat dit verwarring schept in de organisatie. De onderneming neemt dit advies over en bedenkt een minder verstrekkende oplossing: de bestuurder van de dochteronderneming wordt benoemd tot vierde concessiedirecteur.

 

Kennelijk onredelijk besluit

De OR is in deze beslissing niet gekend en stapt naar de Ondernemingskamer. Deze meent dat het in de WOR neergelegde recht op medezeggenschap is geschonden. De onderneming heeft dan wel een oplossing bedacht die in belangrijke mate tegemoet kwam aan de bezwaren van de OR, maar dat wil niet zeggen dat de OR daarom niet gekend hoefde te worden. Het besluit is daarom kennelijk onredelijk en moet worden ingetrokken.