Op hetzelfde tijdstip zal de Uitvoeringswet in werking moeten treden. De huidige Wet bescherming persoongegevens (Wbp) zal dan worden ingetrokken.
Nationale keuzes
De Uitvoeringswet is beleidsneutraal. Dat wil zeggen dat daar waar de verordening ruimte laat voor nationale keuzes, de bestaande regels die gelden op grond van de Wbp, zoveel mogelijk ongewijzigd worden overgenomen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens zoals gegevens over geloof, over gezondheid of over etnische afkomst. Alle bestaande uitzonderingen op het verbod van verwerking van deze gegevens zijn immers om zwaarwegende maatschappelijke belangen opgenomen in de Wbp. Er is geen reden om daarvan af te wijken. Ook om de oude naar de nieuwe situatie zo soepel mogelijk te laten verlopen, is het aansluiten bij de huidige Wbp een voordeel. Hoe kleiner de verschillen, des te makkelijker de overgang.
Alle veranderingen in rechten en verplichtingen vloeien dus direct voort uit de verordening. Zo worden de rechten van burgers op het gebied van privacy versterkt door bijvoorbeeld het vastleggen van het recht om ‘vergeten te worden’ en het recht van burgers om van de overheid of een bedrijf hun persoonsgegevens in een standaardformaat te verkrijgen (dataportabiliteit).
Meer transparantie en verantwoording
Daarnaast moeten organisaties die persoonsgegevens verwerken rekening houden met nieuwe, strengere verplichtingen. Er wordt meer transparantie en verantwoording gevraagd. De verwerkingsverantwoordelijke moet aantonen dat hij in overeenstemming met de verordening handelt (verantwoordingsplicht) en moet een register bijhouden van de verwerkingsactiviteiten die onder zijn verantwoordelijkheid plaatsvinden. Ook verplicht de verordening in meer gevallen een functionaris voor gegevensbescherming aan te wijzen. Het toezicht op de naleving van de verordening en de Uitvoeringswet is belegd bij de Autoriteit Persoonsgegevens. In de uitoefening van het toezicht is de Autoriteit strikt onafhankelijk.