Van 2000 tot en met 2006 was de gemiddelde leeftijd waarop werknemers met pensioen gingen 61 jaar. Door de invoering van wetswijzigingen en regelgeving gericht op inperking van regelingen voor vervroegd pensioen in 2006 was dit in 2007 62 jaar. In 2009 en 2010 nam de pensioenleeftijd verder toe.
65 jaar en ouder
In 2010 was 6 procent van de werknemers die met pensioen gingen jonger dan 60 jaar. Vóór 2007 was dat ruim een kwart. Het aandeel werknemers dat 65 jaar of ouder is op het moment van pensionering, is de laatste jaren flink gegroeid: van 16 procent in 2006 naar 27 procent in 2010.
Bedrijfstakken
In alle bedrijfstakken is de pensioenleeftijd toegenomen. Het meest steeg deze met 2,5 jaar in het openbaar bestuur en in de sector vervoer, opslag en communicatie. In de handel en reparatie en de bouwnijverheid nam de pensioenleeftijd het minst toe.
Het vroegst met pensioen in 2010 gingen werknemers in de bouwnijverheid: 61,7. Gevolgd door de zorg, het openbaar bestuur en de industrie. Het hoogst was de gemiddelde pensioenleeftijd in de landbouw en visserij.