Referteperiode
De hamburgerketen betwist dat artikel 7:610b BW van toepassing is omdat de arbeidsomvang eenduidig is overeengekomen. Verder stelt de keten dat als artikel 7:610 b BW wél van toepassing is, de referteperiode van twaalf maanden die de werknemer hanteert onjuist is omdat de wettelijke referteperiode drie maanden is.
Zekerheid bieden
De kantonrechter (Haarlem, 15 juni 2010, LJN: BM8197) oordeelt dat artikel 7:610 b BW in deze zaak wel van toepassing is omdat de wetgever juist in verband met een dergelijke flexibiliteit heeft beoogd de werknemer zekerheid te bieden over het aantal uren dat hij kan werken. Verder oordeelt de kantonrechter dat de referteperiode inderdaad moet worden gesteld op drie maanden en niet op twaalf maanden. De kantonrechter wijst te loonvordering toe. Dit bewijst dat als een werknemer structureel meer uren werkt dan is overeengekomen, hij met succes achterstallig salaris kan vorderen op basis van het gemiddeld aantal uren dat hij heeft gewerkt in de drie maanden voorafgaand aan de loonvordering.
Tip
Ondanks duidelijke afspraken over de flexibiliteit in het aantal werkuren per periode, kan een werknemer met succes vorderen dat het dienstverband bestaat uit een omvang van meer uren dan duidelijk is overeengekomen.