De bestuurder van een onderneming heeft over de voorgenomen wijzigingen van de arbeidsvoorwaarden steeds overleg gehad met de ondernemingsraad, maar niet met de vakbonden. Werknemers die aangenomen zijn vóór 2005 ontvangen een vaste ploegentoeslag, ook als zij in de betreffende maand geen wisseldiensten gedraaid hebben. Werknemers die vanaf 2005 zijn aangenomen, ontvangen de ploegentoeslag slechts voor de door hen in wisseldienst gewerkte uren. De bestuurder verzoekt de ondernemingsraad instemming te verlenen aan een nieuw model, dat tot gevolg heeft dat slechts de werknemers die daadwerkelijk in wisseldienst werken een toeslag ontvangen.

Na een overleg tussen partijen verklaart de bestuurder bij brief dat er overeenstemming is bereikt over de compensatieregeling. Als de ondernemingsraad vervolgens een schematisch overzicht c.q. berekening van de compensatieregeling ontvangt, vindt er overleg plaats. Volgens de ondernemingsraad is sprake van een onjuiste uitleg door de bestuurder van de compensatieregeling. De ondernemingsraad stelt daarnaast dat aan hem de expliciete bevoegdheid toekomt om afspraken te maken met de bestuurder op het terrein van de primaire arbeidsvoorwaarden. Daarbij wijst de ondernemingsraad erop dat hij hierover in de praktijk al jaren onderhandelt. Derhalve is de bevoegdheid van de ondernemingsraad dan ook uitgebreid als bedoeld in artikel 32 WOR.

 

Conflicten over verplichtingen en bevoegdheden

De kantonrechter oordeelt dat artikel 36 lid 2 WOR in verbinding met artikel 32 WOR toeziet op conflicten die partijen hebben over de vraag welke verplichtingen en/of bevoegdheden een ondernemer of ondernemingsraad bij of krachtens de WOR heeft en over de vraag of in het juiste besluitvormingsproces (onder meer) de ondernemer de juiste procedures in acht neemt. Het moet gaan om conflicten waarbij aan de orde is of partijen de WOR correct hebben nageleefd. Aangezien de voorgelegde kwestie gaat over de uitleg van de inhoud van een compensatieregeling, is van een dergelijk conflict geen sprake. Ook wijst de kantonrechter de ondernemingsraad erop dat hij slechts de mogelijkheid had om binnen een maand de nietigheid in te roepen. Dit heeft de ondernemingsraad echter nagelaten.

 

Kantonrechter Maastricht, 9 december 2011, LJN BV7891

 

Tip

Als ondernemingsraad is het verstandig om het zekere voor het onzekere te nemen en de nietigheid in te roepen. Liever onnodig de nietigheid inroepen dan geen actie meer kunnen ondernemen.