Op het standaardformulier waarop rechterlijke en rijksambtenaren het aantal forensenkilometers kunnen invullen, staat dat het aantal kilometers moet worden ingevuld ‘via de meest gebruikelijke route (controle op basis van de ANWB-routeplanner via de kortste route)’. Betrokkene legt via de meest gebruikelijke route 22 kilometer naar haar werk af, maar de kortste route bedraagt slechts 18,3 kilometer. Dit is echter een onoverzichtelijke, steile en holle weg waar borden zijn geplaatst met de tekst ‘zeer moeilijk rijdbare weg’, die volgens de routeplanner een 73% langere reisduur vergt.
De raad oordeelt dat de Verplaatsingskostenregeling 1989 voor rechterlijke en rijksambtenaren is gebaseerd op artikel 16b van de Wet op de loonbelasting 1964. In die wet wordt de gebruikelijke route als uitgangspunt voor de reisafstand genomen. De officier van justitie is dus in het gelijk gesteld.
De reiskostenvergoeding voor rechterlijke en rijksambtenaren moet worden gebaseerd op de meest gebruikelijke route en niet op de kortste route.
Centrale Raad van Beroep, 13 december 2007, LJN: BC0914