Het gebeurt regelmatig dat werkgevers al dan niet op verzoek van een werknemer bij indiensttreding aangeven dat ze de intentie hebben de werknemer na afloop van het contract voor bepaalde tijd bij goed functioneren een contract voor onbepaalde tijd te geven. De vraag is dan in hoeverre een werkgever gebonden is aan een dergelijke intentieverklaring. Een dergelijke casus speelde onlangs bij het Hof Amsterdam. Het ging om een Director Human Resources op de afdeling Corporate Human Resources.

In haar arbeidsovereenkomst was de volgende bepaling opgenomen:
“Bij functioneren naar wederzijdse tevredenheid is het de intentie van de vennootschap om de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd om te zetten in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Hiertoe zal een half jaar na indiensttreding een performance evaluatie met u plaatsvinden.”

Partijen waren overeengekomen dat na zes maanden  zou worden beslist of omzetting van de arbeidsovereenkomst in een overeenkomst voor onbepaalde tijd zou plaatsvinden. Werkneemster voert aan dat de opdrachten die ze had gekregen een zodanig lange duur hadden dat ze daaruit kon afleiden dat omzetting van de arbeidsovereenkomst reeds had plaatsgevonden. Na zes maanden wordt tijdens de evaluatie het functioneren van werkneemster als voldoende beoordeeld. De werkgever biedt de werkneemster echter geen contract voor onbepaalde tijd aan, omdat de bedrijfsresultaten dit niet toelaten. Het hof gaat niet mee in de stelling van werkneemster dat ze gelet op de verwachte duur van de projecten inmiddels een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou hebben.

Werkneemster is van mening dat gelet op de gemaakte intentieafspraak haar arbeidsovereenkomst is omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Zij vordert in kort geding wedertewerkstelling en loondoorbetaling. De kantonrechter heeft haar vorderingen afgewezen.

Het gerechtshof kijkt specifiek naar de tekst van de arbeidsovereenkomst en naar de partijbedoelingen. In dit verband is het gebruikte ‘iintentie’ cruciaal. Dit betreft slechts een voornemen en geen toezegging dat als werknemer goed functioneert, het contract zal worden omgezet in een vast contract. In een brief met aanvullende afspraken die enkele weken na de indiensttreding is opgesteld, wordt vermeld dat ‘geëvalueerd zal worden of het dienstverband voor bepaalde tijd kan en zal worden omgezet’. Ook daaruit volgt niet meer dan een intentie. Ook uit de toegekende salarisverhoging mag niet worden afgeleid, dat werknemer in vaste dienst is gekomen. Het goed functioneren was weliswaar een voorwaarde voor de salarisverhoging, maar dit houdt niet noodzakelijkerwijs in dat als gevolg van de salarisverhoging een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand is gekomen. Daarbij komt nog dat de toegezegde salarisverhoging pas is overgemaakt nadat aan werkneemster was meegedeeld dat ze geen contract voor bepaalde tijd zou krijgen. Het hof oordeelt dan ook dat er geen grond is om aan te nemen dat de arbeidsovereenkomst na de evaluatie per direct is omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter.

Gerechtshof Amsterdam 11 juni 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2824

Ook wordt regelmatig aan een werkgever gevraagd een werkgeversverklaring te ondertekenen in verband met het verkrijgen van een hypotheek. In een dergelijke werkgeversverklaring worden de inkomsten van de werknemer toegelicht zodat de hypotheekverstrekker meer inzicht heeft in de financiële positie van de werknemer. Een dergelijke werkgeversverklaring is juridisch gezien geen bindend document. De werknemer kan zich ook hier er niet op beroepen dat hij op basis van deze verklaring recht heeft op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De werkgeversverklaring wordt namelijk voor een ander extern doel getekend door een administratieve medewerker die de organisatie als zodanig niet kan binden.

Kantonrechter Den Bosch 5 februari 2007, ECLI:NL:RBSHE:2007:BA8999