Als de onderneming vanuit strategisch oogpunt een reorganisatie doorvoert, moet de ondernemingsraad natuurlijk worden geïnformeerd. Maar in hoeverre kan de OR vervolgens invloed uitoefenen op dit besluit?

Dit vormt de achtergrond van een recente reorganisatie bij het Internationaal Danstheater (IDT). In het reorganisatieplan concludeert het IDT dat de vaste lasten (huisvesting, personeel en organisatie) in de huidige exploitatiebegroting hoger zijn dan de beschikbare subsidie. IDT wil daarom alle arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd beëindigen. De medewerkers, waaronder de dansers, worden in het vervolg per productie voor bepaalde tijd aangenomen.

 

De ondernemingsraad stelt dat het hier om kennelijk onredelijk ontslag gaat. De ondernemingsraad stelt dat goede dansers, net als het overig ‘productiegebonden’ personeel, essentieel zijn voor kwalitatief hoogwaardige voorstellingen. Zij zijn dus essentieel voor het verkrijgen van subsidie.

 

Miskenning medezeggenschapsrecht?

Het ontslaan van (alle) dansers wordt door de ondernemingsraad gezien als een ernstige bedreiging van de continuïteit van het IDT en getuigt tevens van een zeer eenzijdige visie, aangezien het IDT zich hiermee afhankelijk maakt van moeilijk te vinden kwalitatieve en gespecialiseerde productiegebonden medewerkers. De ondernemingsraad stelt dat het besluit kennelijk onredelijk is en stapt naar de Ondernemingskamer.

 

De Ondernemingskamer stelt dat het in het algemeen aan de ondernemer is om strategische keuzes te maken en dat de keuze van een ondernemer voor een bepaald toekomstscenario (met uitsluiting van andere scenario’s) op zichzelf geen miskenning van het medezeggenschapsrecht betekent.

 

Dat betekent niet dat de ondernemer niet verplicht zou zijn om inzicht te verschaffen in de beweegredenen voor zijn besluit. De ondernemer heeft in dit geval adequaat het door de ondernemingsraad aangedragen alternatief onderzocht en voldoende gemotiveerd terzijde geschoven.

                     

Niet op stoel ondernemer

Uit deze uitspraak blijkt maar weer eens dat zowel de ondernemingsraad als de Ondernemingskamer niet op de stoel van de ondernemer (mogen) gaan zitten. Ondanks de rechten van een ondernemingsraad is het nog altijd aan de ondernemer om bepaalde keuzes te maken binnen en voor de onderneming.

 

De ondernemingsraad mag daar zijn kritische licht over laten schijnen, maar kan dit niet tegenhouden omdat hij het liever anders zou zien. Uiteraard laat dit onverlet dat de ondernemer wel aan de verplichtingen van de WOR moet voldoen en zijn keuzes bijvoorbeeld moet motiveren en alternatieven enkel gemotiveerd terzijde kan schuiven.

 

Ondernemingskamer Amsterdam, 9 november 2010, LJN BO3380  JAR 2001/9