Een werkneemster is in 2008 in dienst getreden bij Confesso als planner. In februari 2012 is Confesso failliet verklaard. De arbeidsovereenkomst van de werkneemster wordt door de curator opgezegd. Er vindt vervolgens een doorstart plaats op grond waarvan de werkneemster voor bepaalde tijd bij de nieuwe werkgever TMI in dienst treedt in de functie van medewerker flexbureau. Na een jaar besluit TMI de arbeidsovereenkomst niet te verlengen. De werkneemster is van mening dat de arbeidsovereenkomst is aan te merken als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, omdat sprake is van opvolgend werkgeverschap.
Toetsing opvolgend werkgeverschap
De rechter toetst de vraag of sprake is van opvolgend werkgeverschap aan twee criteria, te weten 1) zijn de werkzaamheden hetzelfde gebleven en 2) bestaan er ‘banden tussen de oude en nieuwe werkgever’ waardoor inzicht in de hoedanigheid en geschiktheid van werknemer bij de oude werkgever aan de nieuwe werkgever kunnen worden toegerekend.
Aan het eerste criterium wordt voldaan. De werkzaamheden voor TMI zijn nagenoeg dezelfde werkzaamheden als die bij Confesso. Voor het tweede criterium is onvoldoende dat de werkzaamheden aanvankelijk zijn uitgevoerd in de vestiging van Confesso, de salariëring en de werktijden niet zijn gewijzigd. Ook het ontbreken van een proeftijdbeding is onvoldoende. Met name is van belang of TMI inzicht had in hoedanigheid en geschiktheid van de werkneemster. De kantonrechter is van mening dat de kennis en het inzicht van Confesso over de geschiktheid van de werkneemster in dit geval niet aan TMI kunnen worden toegerekend. Er is geen sprake van opvolgend werkgeverschap.
Kantonrechter Amsterdam, 13 mei 2013, LJN: CA1389
Let op: twee of meer vennootschappen die vallen onder dezelfde holding zullen al snel op grond van het tweede criterium als opvolgend werkgever worden aangemerkt als de werknemer in dezelfde functie wisselend voor deze vennootschappen werkzaam is.