De werknemer vervulde al circa vijf jaar de functie van Coördinator werkplaats bij de werkgever. Hij nam daardoor een centrale plaats in de organisatie in en fungeerde als de rechterhand van de directeur. Tussen de werkgever en de werknemer is door de jaren heen regelmatig gesproken over de wijze waarop de werknemer invulling aan zijn functie moest geven, waarbij telkens specifieke verbeterpunten werden gesignaleerd.
Ontheven van functie
Volgens de werkgever leidden die gesprekken slechts tot tegenwerpingen en discussies met de werknemer zonder dat de werkwijze in de gewenste zin werd aangepast. Omdat deze werkwijze nadelige gevolgen had voor de bedrijfsvoering, en zelfs mogelijke financiële consequenties met zich bracht, werd de werknemer uit zijn functie ontheven en – onder behoud van arbeidsvoorwaarden – herplaatst in een andere functie. De werkgever deed hierbij een beroep op de arbeidsovereenkomst waarin een eenzijdig wijzigingsbeding was opgenomen en waarin was bepaald dat de werknemer gehouden was andere werkzaamheden te verrichten als dit in het belang van de bedrijfsvoering was.
Functiewijziging gerechtvaardigd
In het door de werknemer aangespannen kort geding toetste de rechter aan de hand van artikel 7:613 BW of de functiewijziging gerechtvaardigd was. De rechter oordeelde dat dit het geval was. Volgens de rechter was voldoende aannemelijk gemaakt dat het functioneren van de werknemer al langere tijd onderwerp van gesprek was en dat zijn werkwijze van negatieve invloed was op de bedrijfsvoering. De rechter achtte verder van belang dat de werknemer zijn arbeidsvoorwaarden kon behouden en hij ook niet in reisafstand, reisduur en/of reiskosten werd benadeeld. Het nieuwe werk was weliswaar minder afwisselend en uitdagend, maar dit woog volgens de rechter niet op tegen het belang van de werkgever.
Rechtbank Zwolle, 28 juni 2011, LJN BQ9563
Tip
Onder omstandigheden is het toegestaan een werknemer vanwege onvoldoende functioneren in een andere functie te plaatsen. Daarvoor is wel van belang dat het onvoldoende functioneren, en de gevolgen daarvan voor de organisatie, kunnen worden aangetoond en dat aan de werknemer een redelijk alternatief wordt aangeboden.