De Hoge Raad heeft vlak voor Kerst weer een Ragetlie-arrest gewezen. Na het arrest uit 1986 en de codificatie van de Ragetlieregel in artikel 7:667 lid 4 BW bestaat er nog steeds onduidelijkheid over de precieze reikwijdte van die regel. De Hoge Raad brengt verduidelijking.

De Ragetlieregel houdt in dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die binnen drie maanden volgt op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, toch niet van rechtswege eindigt als die voorafgaande arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ‘anders dan door rechtsgeldige opzegging of ontbinding door de rechter is geëindigd.’ Anders gezegd: als de werknemer bij het einde van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geen ontslagbescherming heeft genoten omdat die is geëindigd zonder tussenkomst van UWV Werkbedrijf of kantonrechter, dan heeft de werknemer nog recht op die ontslagbescherming na het einde van de opvolgende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Die laatste moet dan dus door de werkgever worden opgezegd, via de weg van UWV of kantonrechter.

Volgens de Hoge Raad moeten de woorden ‘rechtsgeldige opzegging’ in artikel 7:667 lid 4 BW eng worden opgevat, zodat daar onder niet een opzegging door de werknemer valt. Dit speelde in het arrest van de Hoge Raad. De werknemer zegde tegen 15 oktober 2007 zijn arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op. Hij keerde op 13 november 2007 bij die werkgever terug, toen op basis van twee keer een arbeidsovereenkomst voor de bepaalde tijd van één jaar. Toen die laatste volgens de werkgever van rechtswege eindigde, betoogde de werknemer dat de werkgever daarvoor de ontslagroute via UWV of kantonrechter moest bewandelen. Dat betoog van de werknemer wordt door de Hoge Raad gevolgd.

Hetzelfde geldt volgens de Hoge Raad in de situatie dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd eindigt met wederzijds goedvinden door een vaststellingsovereenkomst. Dus, neemt de werkgever de werknemer daarna binnen drie maanden weer in dienst – voor bepaalde tijd – dan eindigt die tijdelijke arbeidsovereenkomst niet automatisch na de looptijd daarvan. Die opvolgende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd moet dan door de werkgever worden beëindigd via voorafgaande toestemming door UWV of kantonrechter.

Tip

Ruim 25 jaar na het Ragetlie-arrest maakt de Hoge Raad voor werkgevers nog eens duidelijk hoe ver de Ragetlieregel reikt. Opzegging door de werknemer of beëindiging met wederzijds goedvinden geldt niet als ‘rechtsgeldige opzegging’ in de zin van de wet. Dus, de binnen drie maanden daarop volgende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt niet van rechtswege.

HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2127