Wat was het geval? Een werkgever heeft met een werknemer een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin een concurrentiebeding van vijf jaar is opgenomen. Na ongeveer een jaar wil de werknemer toch bij een concurrerend bedrijf aan de slag en verzoekt om vernietiging van het beding aan de rechter. De rechter vindt echter dat het concurrentiebeding duidelijk is afgesproken met advies van advocaten aan beide kanten. Daarmee is het onlosmakelijk onderdeel van de afspraken tussen werkgever en werknemer. Hij laat het beding dus in stand.
Minnelijke regeling
In het algemeen is het verstandig om een concurrentiebeding zo specifiek mogelijk met een werknemer overeen te komen. Hoe specifieker het beding, hoe groter de kans dat het in stand blijft. In de praktijk is de tijdsduur en de regio van groot belang. Een redelijke tijdsduur is meestal maximaal een jaar; de regio hangt heel erg af van de omstandigheden.
Als het beding van groot belang is, dan is het verstandig om in een minnelijke regeling hier apart aandacht aan te besteden. Als dit gebeurt en er bijvoorbeeld een grotere vergoeding wordt betaald voor het behoud van het beding en ook de werknemer wordt bijgestaan door een advocaat, dan is er een goede kans dat een rechter ook een vergaand beding (van meerdere jaren) in stand laat.