De pensioenuitvoerders wijzen Donner op een reeks technische complicaties die kunnen opduiken als de AOW-leeftijd wordt verhoogd. ‘Voor de uitvoeringsorganisaties is een al te snelle invoering van een nieuw stelsel met veel risico’s omgeven’, schrijven de vier.
Zo geldt tot 2016 een overgang voor de afschaffing van vut en prepensioen. Ambtenaren en werknemers in het bedrijfsleven diegeboren zijn voor 1950 kunnen nog met vroegpensioen. Die uitkering stopt echter als zij 65 worden, in de veronderstelling dat zij dan AOW en pensioen krijgen. Ook de financiering is daarop afgestemd.
Gevolgen pensioenfondsen
Dergelijke problemen doemen op bij veel regelingen die gekoppeld zijn aan sociale zekerheid. Zo hebben veel pensioenfondsen nog een invaliditeitspensioen, dat gekoppeld is aan een arbeidsongeschiktheiduitkering. Ook het partnerpensioen is een aanvulling op de sociale zekerheid. ‘Veranderingen in de sociale zekerheid tengevolge van een verhoging van de AOW-leeftijd hebben dus grote gevolgen voor de pensioenfondsen.’
Complex en onvoorspelbaar
De vier pensioenuitvoerders zijn tegen een koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting. De regeling wordt daardoor complex en onvoorspelbaar. De onduidelijkheid groeit als het aanvullende bedrijfspensioen steeds wordt versoberd wanneer de levensverwachting stijgt en de AOW-leeftijd steeds verder opschuift. Als dat gebeurt, zal het bedrijfspensioen altijd lager uitvallen dan de werknemer eerder werd voorgespiegeld.