Een re-integratiebureau begeleidt in het kader van een re-integratietraject (langdurig) werklozen met een uitkering naar de arbeidsmarkt voor de gemeente Rotterdam. Het bureau neemt deze personen in dienst en begeleidt hen vervolgens om hen (uiteindelijk) te scholen tot startkwalificatieniveau. Na de opleiding bij het bureau gaan deze mensen werken bij een organisatie, die thuiszorg, logeerhuizen en zorghotels exploiteert. Op haar loonaangiften over de jaren 2009 en 2010 heeft het bureau afdrachtvermindering onderwijs (art. 14 lid 1, e WVA) toegepast voor haar werknemers. De inspecteur van de Belastingdienst stelt dat de aftrek onterecht is en legt naheffingsaanslagen en boeten op.
Standpunt bureau
Het bureau stelt zich op het standpunt dat zij de afdrachtvermindering onderwijs mocht toepassen en zich zodanig in de geest van de wet te hebben gehandeld, dat zij aanspraak kon maken op de vermindering. Dat zij ten tijde van het controlebezoek niet over een verklaring van ‘de onderwijsinstelling’ beschikte doet daar niet aan af. Het bureau wijst op het grote succes van het project. Ook sloot de opleiding zo nauw aan bij de bedoeling van de wetgever met de afdrachtvermindering onderwijs dat het bureau meende daar materieel aanspraak op te kunnen maken. Ook moet de opleiding tot startkwalificatieniveau worden bezien als een geïntegreerd onderdeel van het totale door de zorginstelling aangeboden (erkende) opleidingspakket. Het bureau is van mening dat de brieven van die zorginstelling van 9 februari en 11 oktober 2012 kunnen worden gezien als verklaringen als bedoeld in artikel 12aa, lid 2 van de Uitvoeringsregeling afdrachtvermindering (URAV).
Rechtbank Den Haag oordeelt in navolging van de Belastingdienst dat het bureau geen recht heeft op afdrachtvermindering onderwijs, omdat de opleiding geen (onderdeel van een) erkende opleiding is. De inspecteur heeft volgens de rechter terecht twee vergrijpboetes opgelegd. Deze laat de rechter in stand. Het bureau had verklaard op de hoogte geweest te zijn van de (formele) eisen voor toepassing van de afdrachtvermindering en een afweging heeft gemaakt alvorens de afdrachtvermindering toe te passen.
Boeten blijven in stand
De rechter concludeerde dat het bureau dus wist dat niet aan de (formele) vereisten werd voldaan en vervolgens toch de afdrachtvermindering heeft toegepast. Volgens de rechtbank handelde het bureau dermate lichtvaardig dat het ten minste aan de grove schuld van belanghebbende is te wijten dat belasting welke op aangifte moest worden afgedragen niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet tijdig is betaald. Om die reden laat de rechter ook de boeten in stand. Van een pleitbaar standpunt is geen sprake. Het beroep van het bureau is door de rechter ongegrond bevonden (ECLI:NL:RBDHA:2013:8709).
Let op
Per 1 januari 2014 komt de afdrachtvermindering onderwijs te vervallen. De overheid moet sleutelen aan de tegemoetkoming omdat de kosten ervan de pan uit rijzen. De afdrachtvermindering voor om- en bijscholing wordt vervangen door een niet-fiscale subsidieregeling voor leer-werktrajecten.