Vergeleken met andere landen is de Nederlandse leercultuur relatief sterk, zo blijkt uit de Monitor Leercultuur van TNO en de SER. Goed nieuws: een sterke leercultuur is immers essentieel om als maatschappij in te kunnen spelen op de snel veranderende arbeidsmarkt en grote personeelstekorten. De monitor laat echter zien dat de leercultuur zich over de jaren beperkt in de gewenste richting ontwikkelt. Het leergedrag van werkenden laat een lichte daling zien en de gevoelde urgentie bij werkenden en werkgevers is hoog, maar neemt niet verder toe.
Vooral de kansen op het gebied van informeel leren – leren van het werk zelf – worden nog onvoldoende benut. “In de praktijk besteden werkenden veel meer tijd aan informeel leren dan aan leren via opleidingen en trainingen. Toch worden deze vaardigheden en competenties nog onvoldoende erkend en herkend op de werkvloer en worden relatief weinig activiteiten ondernomen om informeel leren te stimuleren”, aldus de monitor. Organisaties hebben hiervoor verschillende mogelijkheden: “Dat kan bijvoorbeeld door het creëren van meer gevarieerde en uitdagende takenpakketten en het delegeren van bevoegdheden. Autonomie in combinatie met een uitdagend takenpakket motiveert werkenden om zichzelf verder te ontwikkelen en hun prestaties te verbeteren.”
In de woorden van TNO-onderzoeker Wouter van der Torre: “Uiteraard is het contextafhankelijk en afhankelijk van de persoon, organisatie, sector en dergelijke hoe informeel leren het beste kan worden bevorderd. Maar als ik zou moeten kiezen, zou ik ervoor pleiten verantwoordelijkheden en bevoegdheden zo laag mogelijk in de organisatie te leggen, met aandacht voor wat iemand aankan. Zo creëer je eigenaarschap en betrokkenheid creëert. Dat zorgt ook voor een uitdagend en gevarieerd takenpakket. En zorg voor een coachende managementstijl met veel aandacht voor evaluatie en reflectie, waarbij fouten gemaakt mogen worden.”
Werkplek als leerplek
Voor wie de ‘werkplek als leerplek’ wil inrichten, biedt dit artikel in het Tijdschrift voor HRM over ‘principes voor het ontwerp van een krachtige leer-werkomgeving’ maar liefst 13 richtlijnen. Centraal staat de gedachte dat de hele werkomgeving wordt ingericht op leren en ontwikkelen. “Vrijwel alle 13 principes zijn bevorderlijk voor informeel leren”, zegt co-auteur en onderzoekster Lilian Woudstra van de Radboud Universiteit. Het is dus niet zo dat organisaties kunnen volstaan met enkele maatregelen: een integrale aanpak werkt het beste.
De drie richtlijnen betreffen niet alleen een uitdagende werkinhoud, maar ook het inrichten van een werkomgeving die uitnodigt tot (blijven) leren en ontwikkelen. Bijvoorbeeld door werkenden voldoende zicht te bieden op ontwikkelingen in hun werkveld (netwerken, beurzen, contacten met leveranciers, etc.). Door te faciliteren dat collega’s (maar ook afdelingen) van elkaar kunnen leren. Maar ook door mét elkaar te leren: denk aan samen reflecteren op en experimenteren met nieuwe ontwikkelingen of uitdagingen in het vak.
Tot slot maakt het artikel duidelijk dat het bij het stimuleren van informeel leren om méér gaat dan alleen het bieden van uitdagingen. Zo is het ook cruciaal oog te hebben voor ondersteuning bij het durven en kunnen gebruiken van beschikbare leermogelijkheden in het werk en de werkomgeving. Denk aan belemmeringen zoals ervaren werkdruk, een laag vertrouwen in eigen kunnen, of aan het ontbreken van leergericht leiderschap.
Daarbij is het volgens het artikel essentieel om de balans te zoeken tussen leren en werken, korte en lange termijn, en organisatiedoelen en persoonlijke behoeftes van medewerkers. Dit kan door bij het ontwikkelen van de krachtige leer-werkomgeving steeds aandacht te houden voor Key Performance Indicators, bijvoorbeeld met behulp van een systematische aanpak in HR-analytics en door monitoring van leervorderingen.