Als een werkneemster, die een studie volgt op kosten van haar werkgever, de arbeidsovereenkomst opzegt, wil de werkgever het gehele bedrag van haar terug, zoals overeengekomen in het studiekostenbeding.

Als een advocaatstagiaire in dienst treedt van een advocatenkantoor komen beide partijen overeen dat de werkgever de kosten van de Beroepsopleiding Advocatuur zal voorschieten. En dat de lening na afloop van de stageperiode per jaar met 20 procent wordt kwijtgescholden (glijdende schaal). Als de werkneemster aan het eind van de stage uit dienst treedt, vordert de werkgever het gehele bedrag aan studiekosten.

 

Terugvordering studiekosten

De Kantonrechter Leiden wijst de vordering toe. Het hof verwerpt het beroep van werkneemster op de criteria genoemd in het Van Opzeeland-arrest (waaronder het vereiste van de glijdende schaal). Laatstgenoemd arrest ziet op de terugbetaling van het over de studieperiode genoten loon en is niet van toepassing op de terugbetaling van out of pocketkosten. Daarnaast stelt werkneemster dat de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid en het goed werkgeverschap aan een integrale terugvordering van de studiekosten in de weg staan. Het hof geeft haar geen gelijk. Het is niet onredelijk de kwijtschelding (glijdende schaal, die in casu niet van toepassing is) na het einde van de stage te doen aanvangen. De werkneemster moet het gehele bedrag van € 4.090 terugbetalen.

 

Hof Den Haag 22 maart 2011, LJN: BQ3253

 

Tip:

Een werkgever hoeft bij een studiekostenbeding, waarbij slechts out of pocketkosten kunnen worden teruggevorderd, niet te voldoen aan het criterium glijdende schaal, zoals is bepaald in het Van Opzeeland-arrest. Terugvordering van alle studiekosten mag echter niet in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid en het goed werkgeverschap.