Dit schrijven minister Koolmees en staatssecretaris Van ’t Wout van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer.
Eind augustus heeft het kabinet een steun- en herstelpakket naar de Tweede Kamer gestuurd, om banen te beschermen en tegelijkertijd mensen te helpen zich aan te passen aan de veranderde economie. Het kabinet verlengt de steunmaatregelen zoals de NOW-subsidie voor werkgevers en de Tozo voor zelfstandigen met negen maanden, investeert in nieuwe banen, en trekt daarnaast 1,4 miljard euro uit voor een sociaal pakket. Dit laatste onderdeel is de afgelopen weken uitgewerkt in overleg met vakbonden, werkgeversorganisaties, gemeenten en UWV.
Doel is dat mensen, waar het kan, direct naar nieuw werk gaan en dat zij daarbij waar nodig gericht geholpen worden. Het kabinet deelt deze Kamerbrede wens uit de motie Asscher. Bijvoorbeeld bij een grootschalige reorganisatie kunnen werkgevers en vakbonden hierover afspraken maken. Maar ook als iemand zich voor een WW-uitkering meldt bij UWV of een aanvraag doet voor een bijstandsuitkering bij de gemeente: bij het eerste contact wordt direct gekeken wat iemand nodig heeft om weer snel richting werk te gaan. Het sociaal pakket versterkt bestaande dienstverlening van UWV en gemeenten en breidt de steun aan werkzoekenden uit.
Regionale mobiliteitsteams
Sommige mensen kunnen met weinig hulp hun weg vinden. Anderen hebben meer hulp nodig, zoals mensen die erg lang bij één werkgever hebben gewerkt, mensen met een arbeidshandicap en mensen die de Nederlandse taal niet goed beheersen. Regionale mobiliteitsteams, waarin UWV, gemeenten, werkgeversorganisaties en vakbonden samenwerken, gaan die hulp coördineren. Zij bieden begeleiding en advies bij de zoektocht naar werk, helpen zo nodig met bij- of omscholing en ‘reizen’ ook met deze mensen mee, ongeacht bij welk loket zij zich op dat moment bevinden. Zij kunnen ook al hulp bieden vóórdat iemand in een uitkering belandt. In totaal heeft het kabinet 683 miljoen euro gereserveerd voor ondersteuning en begeleiding naar nieuw werk.
Bij- of omscholing
Mensen die hun vaardigheden willen bijwerken om hun huidige werk te behouden of aan een nieuwe baan te beginnen, hebben passende bij- of omscholing nodig. Met bijna 200 miljoen euro financiert het kabinet ontwikkeladviezen en kosteloze scholing voor werkenden en werkzoekenden, betaalt het kabinet mee aan uitgebreidere trajecten die werkgevers organiseren voor mensen die starten in een nieuwe baan, en subsidieert het kabinet sectoren en sociale partners om maatwerktrajecten op te zetten. Dit geld is bedoeld als aanvulling op de al bestaande mogelijkheden voor scholing bij werkgevers, O&O-fondsen en gemeenten en is gericht op mensen die zelf de route op de arbeidsmarkt goed kunnen vinden.
Waarborgfonds voor schulden
Het is de verwachting dat het aantal mensen met problematische schulden en een risico op armoede zal toenemen door de coronacrisis. Schulden kunnen een enorme belemmering zijn bij werken of bij het vinden van werk. Ook mensen met schulden kunnen rekenen op de hulp die zij nodig hebben. Het kabinet stelt bijna 150 miljoen euro beschikbaar aan gemeenten en andere partijen om mensen met schulden en mensen in armoede te ondersteunen. Hiervan is 30 miljoen euro bestemd voor een waarborgfonds om schulden van mensen sneller te kunnen afwikkelen. De regionale mobiliteitsteams kunnen, waar nodig, ook een rol spelen bij de hulp aan mensen met schulden.
Doorleren en passend werk
Verder is in het sociaal pakket geld vrijgemaakt voor jeugdwerkloosheid. Veel jongeren verkeren in onzekerheid doordat de overgang van school naar werk door de coronacrisis lastiger is geworden. Ondanks de crisis kan een aanzienlijk deel van de jongeren naar verwachting zijn of haar eerste stappen op de arbeidsmarkt zelfstandig zetten. Met de reguliere dienstverlening van gemeenten en de aanvullende hulp van regionale mobiliteitsteams kan een ander deel van de jongeren verder worden geholpen. Maar er zijn ook jongeren die daarnaast specifieke aandacht nodig hebben. Dan gaat het om jongeren zonder startkwalificatie die van het praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs komen en om voortijdig schoolverlaters. Ook schoolverlaters uit het mbo met een opleidingsrichting met weinig arbeidsmarktkansen en jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond kennen een moeilijke start. Scholen en gemeenten krijgen 346 miljoen euro om hen te stimuleren langer door te leren of te begeleiden naar passend werk.