De scholingsfondsen van brancheorganisaties ‘zitten op hun geld’, terwijl bedrijven deze reserves in het kader van de werktijdverkorting hard nodig hebben. Dat zegt arbeidsmarktdeskundige Ton Wilthagen in de nieuwe uitgave van het tijdschrift HR Strategie.

Volgens hem spelen de bestuurders van deze fondsen ‘ABP’tje’ terwijl ze de ruim gevulde kassen ‘juist nu’ moeten inzetten om te voorkomen dat bedrijven tijdens de crisis minder of zelfs helemaal niet meer aan opleidingen doen.

 

Wilthagen, hoogleraar Institutionele en juridische aspecten van de arbeidsmarkt aan de Universiteit van Tilburg, vindt ook dat er meer openheid moet komen over de financiële reserves van de scholingsfondsen. “Er valt maar niet achter te komen hoeveel dat is.” De bedrijven die werktijdverkorting (wtv) hebben aangevraagd kunnen dit geld goed gebruiken, want zij hebben een scholingsverplichting. Bedrijven die het zonder wtv stellen, blijken hun opleidingsbudgetten momenteel grotendeels te bevriezen. Ook kiezen ze voor andere kostenbesparende maatregelen om de rit uit te kunnen zitten. “Op deze manier graven we uiteindelijk ons eigen graf,” aldus de hoogleraar.

 

Nationaal fonds voor scholing

Eerder deed de PvdA een oproep de scholingsfondsen ‘leeg te trekken’ en met het geld opleidingen te financieren voor de stroom werknemers die nu als gevolg van de crisis op straat komen te staan. Wilthagen gaat nog een stap verder; volgens hem moet de overheid een nationaal fonds voor scholing in het leven roepen dat voor iedere werkende in Nederland toegankelijk is. “Werknemers kunnen nog altijd niet rechtstreeks aanspraak maken op een bijdrage van de scholingsfondsen. Dit terwijl het in een moderne arbeidsmarkt toch een essentieel recht moet zijn om een opleiding te kunnen volgen.”