De markt voor postinitieel onderwijs kent een groot aantal, vooral private aanbieders. De overheid speelt een beperkte rol op de markt voor postinitieel onderwijs.
De huidige scholingsmarkt functioneert over het algemeen behoorlijk. De geschetste ontwikkelingen vragen echter om een meer toekomstgerichte inzet, met extra aandacht voor sectoren waar tekorten zijn te voorzien (zorg, onderwijs, technische sectoren). Ook gezien de breed gedragen ambitie om te behoren tot de top-5 van de kenniseconomieën, zijn extra inspanningen nodig aldus de Raad.
Beter inzicht in aanbod en kwaliteit
Het advies van de Raad is het scholingsaanbod inzichtelijker te maken en de kwaliteit van het aanbod te controleren. Branche- en sectororganisaties, beroepsverenigingen en nadrukkelijk ook de (organisaties van) aanbieders moeten hun inspanningen hiervoor opvoeren. De overheid kan hieraan een bijdrage leveren door een verder uitrollen van het Nederlandse kwalificatieraamwerk, het NLQF.
Betere benutting onderwijsvoorzieningen
Gezien de verwachte behoefte aan opscholing en omscholing van werkenden en werkzoekenden, is het nodig dat bekostigde én private onderwijsaanbieders zich inspannen om het gewenste aanbod ook te leveren. Voor zover op- en omscholing worden gekoppeld aan erkende diploma’s (mbo, hbo en wo), kunnen ook ROC’s, hogescholen en universiteiten een grotere rol spelen, bijvoorbeeld door hun expertise en infrastructuur efficiënter in te zetten.
Organisatie van de vraag verbeteren
Verder benadrukt de Raad dat het belangrijk is dat brancheorganisaties en O&O-fondsen het belang van scholing blijven onderstrepen. Zij kunnen een platform (blijven) bieden voor samenwerking tussen bedrijven op het gebied van scholing. Via brancheorganisaties en O&O-fondsen kunnen bedrijven hun opleidingsvraag ook beter organiseren. De overheid kan hieraan een bijdrage leveren door deze activiteiten te stimuleren.
Belang scholing neemt toe
Werkenden moeten zich veel meer dan in het verleden blijven scholen om hun functie of beroep goed te kunnen blijven uitoefenen. Ook voor werkzoekenden geldt dat zij meer kansen hebben om aan de slag te komen als ze adequaat geschoold zijn.Tegelijkertijd groeit het aandeel van groepen op de arbeidsmarkt met een relatief beperkte scholingsdeelname zoals ouderen, flexwerkers en zzp’ers. De relatief beperkte scholingsdeelname zou kunnen leiden tot een lagere inzetbaarheid.
Scholing tot op hogere leeftijd
Door de vergrijzing en beleid gericht op langer doorwerken, is het aantal werkende ouderen gegroeid. In vrij korte tijd is de uittreedleeftijd fors gestegen en inmiddels is deze (gemiddeld) ruim 63 jaar. Door de voorgenomen verhoging van de pensioenleeftijd stijgt deze nog verder. Werkenden moeten zich dan ook tot op hogere leeftijd scholen, niet alleen om hun functie productief te kunnen blijven uitoefenen maar ook om wendbaar te blijven op de arbeidsmarkt aldus de Raad.