Het aantal Nederlanders dat niet-bekostigd onderwijs volgt is licht afgenomen. Was dit in 2006 nog twaalf procent van de bevolking, vorig jaar kwam dit aantal uit op 10,6 procent (ruim 1,1 miljoen Nederlanders). Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Voor acht op de tien leergierige Nederlanders die toch in de boeken doken hadden de opleidingen een relatie met hun werk.

 

Voor rekening van de werkgever

De kosten van het zogenoemde niet-bekostigde onderwijs zijn voor rekening van de student of cursist, de werkgever of de uitkeringsinstantie. Bij dit type onderwijs gaat het om bijvoorbeeld een cursus Word of Excel, taalcursussen, havo- of vwo-opleidingen aan een commercieel instituut, lessen accountancy of SPD, en vrijetijdscursussen als bloemschikken of origami.

 

Economisch-juridisch het populairst

Van de bevolking met een diploma in het hoger onderwijs nam zestien procent deel aan het niet-bekostigd onderwijs. Economisch-juridische opleidingen zijn bij zowel mannen als vrouwen het populairst. Bij personen met als hoogste opleiding het vmbo was dit zes procent. Elf procent van de havo-/vwo-/mbo-opgeleiden volgde een particuliere opleiding. Vooral 25 tot 44-jarigen volgen dit type onderwijs.

 

Bij jongeren is het aandeel lager omdat ze vaak in het bekostigd onderwijs zitten dat wordt betaald door de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).