De basis voor het duurzame succes van de biologische boerderij is de continue zorg voor een vitale en gezonde bodem. Zonder gezonde bodem, geen gezonde, vitale gewassen. Voor organisaties betekent dit: zorg voor een vitale en gezonde organisatie cultuur.
Hoe zorgt een biologische boer nu voor die gezonde en vitale basis? Allereerst zorgt de boer voor een juiste balans tussen lucht, warmte en water. Vertaald naar organisaties betekent dit een voldoende balans tussen inspiratie, ratio en gevoel. Ten tweede voedt de biologische boer de bodem met compost. Compost ontstaat uit ‘fouten’ uit de organisatie: onkruid en oogstresten worden omgezet in het zwarte goud, compost. Dus, zorg dat er ‘fouten’ gemaakt worden en faciliteer een omgeving waar van die fouten geleerd wordt.
Hoe groter de diversiteit, hoe krachtiger het systeem
Een biologische tuinder heeft zo’n 40 tot 50 verschillende type ‘medewerkers’: van wortels, sla tot boerenkool en aardappels. En, niet te vergeten, is er het o zo belangrijke ondersteunend personeel: de bloemen. Die zorgen immers voor een aantrekkelijke organisatie: ze trekken letterlijk tijdelijk meewerkend personeel aan, zoals de bijen en vlinder. Deze diversiteit aan gewassen zorgt ervoor dat de organisatie een stootje kan hebben. Is er een ziekte of een plaag in een gewas, dan zijn er voldoende andere gewassen om te zorgen voor voldoende totaal opbrengsten.
Uiteraard vereist deze grote diversiteit wel situationeel leiderschap. Het peultje en de tuinboon passen weliswaar in hetzelfde competentieprofiel, de vlinderbloemigen, maar waar de tuinboon stevig genoeg is om tot ontwikkeling te komen, heeft het peultje extra ondersteuning nodig, in de vorm van schapengaas, om zich te ontwikkelen.
Mobiliteit: van crop rotation naar job rotation
Om te zorgen dat de ziektedruk laag blijft, wisselen de gewassen jaarlijks van plek. Vruchtwisseling wordt dat genoemd, in het engels: crop rotation. De stap naar job rotation is dan al snel gemaakt. “Betekent dit dat je alle medewerkers ook jaarlijks van plek laten veranderen?”, zo vroeg een directeur van een schoenenketen mij tijdens een workshop ‘Natuurlijk Leiderschap’. Ik wees haar toen, als antwoord, op de bomen en struiken aan de rand van de organisatie. Die staan immers al vele jaren en zorgen voor een natuurlijke bescherming voor de koude noordoostenwind.
Ondanks de korte verblijfsduur worden de gewassen goed verzorgd. Om te zorgen dat ze goed wortelen in de bodem, de cultuur, van de organisatie wordt er geen kunstmest, stress en bonussen, toegevoegd. Nee, er wordt gebruik gemaakt van compost. Compost voedt niet de wortels, maar de bodem. Hierdoor moeten de gewassen zich, ook in de korte tijd dat ze er staan, goed wortelen. Door kunstmest groeien de gewassen weliswaar snel, maar ze vallen – letterlijk – eerder om en zijn ziektegevoeliger.
Koester het ‘onkruid’
Als je kiest voor een duurzaam, organisch bedrijfsmodel, dan hoort onkruid er gewoon bij. Het verdelgen van onkruid met gif ondergraaft je duurzame bedrijfsmodel volledig: niet alleen de ziekten en plagen gaan dood, maar ook het broodnodige bodemleven gaat dood. Net als lastig gedrag van mensen, bestaat onkruid niet. Het is een gewenst kruid, op een verkeerde plek op een verkeerd moment in de organisatie. Het wordt ook wel ‘duidkruid’ genoemd: het zegt iets over de bodemtoestand van je organisatie. Lastige mensen zeggen vaak iets over hoe het met de cultuur van je organisatie is. Onkruid en ook ziekten en plagen zijn contextgevoelig: ze duiden op onjuiste groei- en ontwikkelomstandigheden.
Het weghalen van onkruid vereist vakmanschap. Wieden en schoffelen is een kunst en vraagt van de leider om het gewenste van het ongewenste te kunnen onderscheiden en soms zal je door de knieën moeten gaan.