Voordat een werknemer aanspraak kan maken op een WIA-uitkering geldt een wachttijd van 104 weken. Dit betekent dat – in de meeste gevallen – na twee jaar arbeidsongeschiktheid recht op een WIA-uitkering ontstaat. Er zijn situaties denkbaar waarin de periode tussen de eerste ziektedag en de toekenning van een WIA-uitkering langer dan twee jaar is.

Een periode van vier jaar tussen de eerste ziektedag en de toekenning van een WIA-uitkering is echter uitzonderlijk. Een verhaal uit onze praktijk.

Vrijwillige loondoorbetaling bij verwacht herstel

Maria is ziek sinds augustus 2015. Normaal gesproken zou zij daarom – na een wachttijd van twee jaar – in augustus 2017 in aanmerking komen voor een WIA-uitkering. Een korte tijd voor het bereiken van het einde van de wachttijd bestaat echter de verwachting dat Maria volledig gaat herstellen voor haar eigen werk. Op verzoek van Maria en haar werkgever heeft het UWV daarom de periode van loondoorbetaling tijdens arbeidsongeschiktheid verlengd voor de duur van een half jaar, en dus tot februari 2018. Tijdens deze periode van vrijwillige loondoorbetaling door de werkgever bestaat geen recht op een WIA-uitkering.

Te late WIA aanvraag

Helaas verbetert de situatie van Maria niet en bestaat onverwacht toch aanleiding een aanvraag om een WIA-uitkering te doen. De wet schrijft voor dat deze aanvraag uiterlijk elf weken voor het verstrijken van de verlengde periode van vrijwillige loondoorbetaling plaatsvindt. Maria doet de WIA-aanvraag echter twee maanden te laat. Een te late WIA-aanvraag leidt tot een verdere verlenging van de verplichting van de werkgever van Maria om haar loon door te betalen. De verdere verlenging is gelijk aan de duur van de vertraging en bedraagt dus twee maanden. Ook tijdens deze verlengde periode van verplichte loondoorbetaling, tot april 2018, bestaat geen recht op een WIA-uitkering.

Loonsanctie als gevolg van onvolledige WIA-aanvraag

Bij haar te late WIA-aanvraag heeft Maria het verplichte re-integratieverslag gevoegd. Aan de hand van dit re-integratieverslag beoordeelt het UWV de re-integratie-inspanningen van de werkgever van Maria. Het UWV vindt dat de werkgever van Maria niet het juiste aan de re-integratie van Maria heeft gedaan. Het UWV legt de werkgever van Maria daarom een loonsanctie op. Een loonsanctie duurt een jaar en verplicht de werkgever van Maria om haar een jaar langer, en dus tot april 2019, haar loon door te betalen. Zolang van een loonsanctie sprake is bestaat geen recht op een WIA-uitkering.

WAZO-uitkering

Tijdens de verlengde periode van loondoorbetaling als gevolg van de loonsanctie, blijkt Maria zwanger. Ze heeft daarom gedurende zestien weken recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof op grond van de Wet arbeid en zorg. De loonsanctie van een jaar wordt voor de duur van dit verlof onderbroken en eindigt daarom niet per april 2019, maar zestien weken later in augustus 2019.

WIA uitkering vier jaar na eerste ziektedag

De werkgever van Maria slaagt er niet in om de loonsanctie tussentijds te beëindigen. Omdat pas na afloop van de loonsanctie recht kan ontstaan op een WIA-uitkering, beoordeelt het UWV de situatie van Maria daarom uiteindelijk per augustus 2019. Omdat Maria gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt bevonden, wordt haar – vier jaar na de eerste ziektedag – een WIA-uitkering toegekend.